Inleiding
De gemeente Sittard-Geleen wil voorkomen dat (financiële) tegenvallers schadelijke gevolgen hebben voor de uitvoering van het bestaande beleid. Het weerstandsvermogen is een maatstaf om te beoordelen of de gemeente in staat is om nadelige gevolgen van risico’s op te vangen. Dit zonder dat daarbij de continuïteit van de uitvoering van taken in gevaar komt of de gemeente het beleid moet wijzigen.
Het beleid omtrent risicomanagement
De Kadernota weerstandsvermogen en risicobeheersing geeft de methodiek en berekeningswijze van de afzonderlijke delen van het weerstandsvermogen aan, evenals de norm voor het gewenste niveau van het weerstandsvermogen. Risico's nemen is onvermijdelijk, erover communiceren ook. Het college informeert via de P&C-cyclus de raad transparant over risico’s. In deze paragraaf komen de risico's met de daar bijbehorende beheersmaatregelen en de beoordeling van het weerstandsvermogen aan bod. Dit samen geeft een totaalbeeld van de (financiële) risicopositie van de gemeente. De paragraaf weerstandsvermogen is een verplicht onderdeel van de jaarrekening en de begroting en wordt ieder half jaar geactualiseerd.
Als het risico zich voortdoet, dan gaat de dekking niet automatisch via de weerstandscapaciteit. Eerst worden alle opties geïnventariseerd en beoordeeld. Een structureel risico dat zich voordoet kan alleen incidenteel opgevangen worden uit de weerstandscapaciteit. In de daarop eerstvolgende P&C moment wordt gekeken naar een structurele oplossing. Dit is nodig om te voorkomen dat de weerstandscapaciteit onvoldoende is om de nadelige gevolgen van risico's op te vangen. De door de raad vastgestelde kaders over het weerstandvermogen en risicobeheersing zijn terug te vinden op overheid.nl:
- Kadernota weerstandsvermogen en risicobeheersing, 2019;
- Financiële verordening gemeente Sittard-Geleen, 2023;
- Kadernota reserves en voorzieningen, 2019.
Weerstandsvermogen jaarrekening 2024
Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen niet begrote financiële gevolgen van risico's en eigen middelen. Het weerstandsvermogen is een indicator voor de robuustheid van onze begroting. Een adequaat weerstandsvermogen voorkomt dat de gemeente bij elke (substantiële) financiële tegenvaller gedwongen wordt het beleid bij te stellen. Jaarlijks rapporteren wij in de begroting en jaarrekening het weerstandsvermogen en de risico's aan de gemeenteraad. Risicomanagement is vooruitkijken en dit wordt gebaseerd op inschattingen en aannames. Daarom doen wij in deze paragraaf geen vergelijking maken tussen de jaarrekening 2024 met jaarrekening 2023. Deze analyse gaat verder op de stand van het weerstandsvermogen uit de begroting 2025.
Benodigde weerstandscapaciteit
De wereld verandert in snel tempo en onzekerheid is een dagelijkse realiteit geworden. Denk maar aan de problemen met de woningbouw, strengere milieueisen voor het behalen van de klimaatdoelstellingen, armoedebestrijding en cybercriminaliteit. Al deze ontwikkelingen gaan hun invloed hebben op de uitvoering van het gemeentelijke beleid. Door de risico’s te kwantificeren, ontstaat vanzelf de discussie en de bewustwording over het beheersen van deze risico’s. Op die manier is het ook mogelijk om het risicoprofiel en het effect van de beheersmaatregelen door de tijd heen te monitoren.
De opbouw van de benodigd weerstandscapaciteit ziet er als volgt uit:
- 1% van het begrotingstotaal voor de dekking van niet-kwantificeerbare risico's, en
- kwantificeerbare risico's en een restrisico.
Als het totaalbedrag van het benodigde weerstandscapaciteit lager is dan de beschikbare weerstandscapaciteit, dan is het weerstandsvermogen voldoende om eventuele risico's op te vangen. Indien het benodigde weerstandscapaciteit te laag is, wordt er aangevuld vanuit de algemene reserve.
Figuur 1 Bepaling weerstandsvermogen (verdere uitleg over de berekening, zie kadernota Weerstandsvermogen en risicobeheersing)
Inventarisatie van kwantificeerbare risico’s
Tabel 1 kwantificeerbare risico’s en achtervang restrisico's
Programma |
|
Risico |
Impact |
Kans |
benodigde weerstands- capaciteit |
Tov begroting 2025 |
---|---|---|---|---|---|---|
|
|
Risicoprofiel reguliere exploitatie: |
|
|
|
|
|
1 |
Niet-kwantificeerbare risico's (1% begrotingstotaal) |
|
|
4,50 |
↑ |
Algemene dekkingsmiddelen |
2 |
Niet realiseren ombuiging ESCS locatie 2022 |
1,20 |
100% |
1,20 |
<-> |
0. Bestuur en ondersteuning |
3 |
Overdracht pensioenen wethouders naar ABP |
1,82 |
65% |
1,18 |
↑ |
|
4 |
Leegstand gemeentelijke panden |
0,38 |
35% |
0,13 |
<-> |
|
5 |
Risico's in kader van ICT |
2,70 |
35% / 65% |
1,73 |
<-> |
|
6 |
Juridische monitor |
0,23 |
35% |
0,08 |
↓ |
6. Sociaal Domein |
7 |
Toenemende kosten gebruik jeugdzorg |
1,00 |
65% |
0,65 |
<-> |
|
8 |
Hogere verzilvering afgegeven zorgtoewijzingen WMO Extramuralisering WMO en terugdringen wachtlijst GGZ |
1,15 |
65% |
0,75 |
<-> |
|
9 |
Variërend aandeel SG in macrobudget gebundelde uitkering (BUIG) |
4,30 |
65% |
2,40 |
↑ |
7. Gezondheid en milieu |
10 |
Waardering aandelen Mijnstreek Warmte |
2,24 |
35% |
0,78 |
↑ |
8. Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en stedelijke vernieuwing |
11 |
Ontwikkellocaties |
|
|
|
<-> |
|
|
Benodigde weerstandscapaciteit 2025 |
|
|
17,41 |
|
|
|
mutaties 2026 |
|
|
|
|
|
|
geen mutaties |
|
|
0 |
<-> |
|
|
Benodigde weerstandscapaciteit 2026 |
|
|
17,41 |
|
|
|
mutaties 2027 |
|
|
|
|
|
|
geen mutaties |
|
|
0 |
<-> |
|
|
Benodigde weerstandscapaciteit 2027 |
|
|
17,41 |
|
|
|
mutaties 2027 |
|
|
|
|
|
|
geen mutaties |
|
|
0 |
<-> |
|
|
Benodigde weerstandscapaciteit 2028 |
|
|
17,41 |
|
1. Niet-kwantificeerbare risico’s (1% begrotingstotaal)
Het is niet eenvoudig een risico te kwantificeren, dit komt door het ontbreken van aannames. Voor deze niet-kwantificeerbare risico’s hebben we een achtervang van € 4,5 mln. gecreëerd. Dit normbedrag is gebaseerd op ca. 1% van het begrotingstotaal.
2. Ombuiging vermarkten ESCS-locatie
Er is € 1,2 miljoen per jaar gereserveerd voor de ontwikkeling van de ESCS-locatie, inclusief de Nieuwe Hateboer. Door de renovatie van Glanerbrook blijft het zwembad de Nieuwe Hateboer. Vanaf 2026 verwachten we dat de gemeente de exploitatie van het zwembad niet meer heeft, en wordt de taakstelling vanaf dat jaar gerealiseerd. Tussen 2023 en 2025 dekken we dit af uit de algemene reserve risicobeheersing.
3. Overdracht pensioenen wethouders naar het ABP
Door een aanpassing in de wetgeving Appa zijn de verschillen tussen het ABP-pensioen en Appa-pensioen verdwenen. Hierdoor bestaat de kans om de overgebleven Appa pensioenen onder te brengen bij een pensioenuitvoerder (APG/ABP).
Op basis van de Visma Idella berekening per ultimo 2024 voor toekomstige pensioenen zou er wellicht op termijn € 1,82 mln. overgedragen dienen te worden richting een pensioenuitvoerder waar nog geen gelden voor gereserveerd zijn in de voorziening. De berekening is afhankelijk van de dan geldende rekenrente en het feit of de wethouders dan nog in leven zijn.
Daarnaast kunnen eventuele opbrengsten door hoger rendement op lopende polissen ingezet worden. Per ultimo 2024 is er sprake van een stille reserve van € 109.000, -.
4. Leegstand gemeentelijke panden
Leegstaande gemeentelijke panden staan vaak langer leeg dan verwacht. Dit heeft huurderving en leegstandskosten tot gevolg. Dit betreft strategische- en niet strategische panden.
5. Risico’s in het kader van ICT
ICT ontwikkelt zich snel, waardoor het lastig is om bij te blijven. De gemeente moet zich aanpassen aan veranderingen van grote ICT-spelers om de dienstverlening en beheersbare processen te waarborgen. Het bovenstaand risico heeft op verschillende ontwikkelingen:
- Transitie naar de cloud
De transitie naar de cloud brengt aandachtspunten op het gebied van privacy, security en de benodigde kennis.
Er zijn al cloud-gebaseerde applicaties in gebruik, en de gemeente zet verder in op automatisering volgens de concernstrategie.
- Onvoldoende doorontwikkeling van ICT
Door de snelle ontwikkelingen in ICT is het lastig om bij te blijven, vooral in een complexe omgeving. De gemeente moet zich aanpassen aan de veranderingen die door grote ICT-spelers als Microsoft worden afgedwongen. Als de ICT-ontwikkeling onvoldoende doorgaat, komt de controle over ICT onder druk te staan.
• Uitval van de onlinedienstverlening
De onlinedienstverlening groeit, en het is essentieel dat deze altijd beschikbaar is. Bij uitval moet de dienstverlening snel worden hersteld, zodat inwoners en ondernemers niet worden belemmerd.
• Hacking en cyberaanvallen
De dreiging van hackers neemt wereldwijd toe. Grote instellingen worden vaker slachtoffer van professionele hackaanvallen. Er wordt extra ingezet op bewustwording en het versterken van beveiligingsmaatregelen om risico’s te beperken.
6. Juridische procedures
Bij specifieke casuïstiek kunnen zich juridische procedures met dusdanig risico (maatschappelijk, politiek en financieel) voordoen dat externe juridische advisering noodzakelijk is respectievelijk financiële dekking nodig is.
Dit laatste gebeurt onder geheimhouding omdat anders de juridische positie van de gemeente benadeeld kan worden. De risicoanalyse is gebaseerd op de juridische monitor. Deze monitor wordt (onder geheimhouding) periodiek ter inzage gelegd voor de gemeenteraad.
7. Toenemende kosten jeugdzorg
De zorgvraag neemt toe, waardoor de kosten per cliënt stijgen. Het rijk heeft extra budget toegekend om de hogere loonkosten bij zorgaanbieders deels te compenseren, maar dit is waarschijnlijk niet genoeg. Daarom wordt via de regionale transformatieagenda gestuurd op minder zorggebruik, minder aanbieders en normalisering van problematiek. Ook het lokale plan van aanpak helpt de kostenstijging te beperken. Dit richt zich op een kritische inzet van jeugdhulp en realistische zorgperspectieven. Daarnaast wordt ouderbetrokkenheid vergroot en contractmanagement versterkt, zodat zorgaanbieders beter worden gecontroleerd op kwaliteit.
8. Hogere verzilvering afgegeven zorgtoewijzingen WMO huishoudelijke hulp
Het aantal meldingen voor huishoudelijke ondersteuning is gestegen, blijkt uit cijfers van 2021-2024. De verwachting is dat de kosten in het kader van de Wmo huishoudelijke ondersteuning ook in 2024 zal stijgen naar ± € 15,8 mln. (verzilveringsgraad ± 90%).
Door monitoring wordt dit percentage gevolgd om te bepalen of het kostenrisico uitkomt. Er ligt een nationaal wetsvoorstel klaar om vanaf 2026 de vaste eigen bijdrage in de WMO af te schaffen. Gemeenten kunnen dan een inkomens- en vermogensafhankelijke bijdrage vragen en een vergoeding bij woningaanpassingen.
9. Extramuralisering WMO en terugdringen wachtlijst GGZ
Door de vastgelopen woningmarkt is een verhuisadvies vanuit de Wmo nauwelijks nog haalbaar. Dit advies vereist dat een inwoner binnen een jaar een geschikte woning vindt. Lukt dit niet, dan moet de huidige woning alsnog aangepast worden, wat leidt tot hogere kosten.
Samen met woningcorporaties wordt gekeken welke woningen geschikt zijn voor cliënten die woningaanpassingen nodig hebben. Deze cliënten krijgen voorrang bij toewijzing.
Daarnaast stijgt het aantal commerciële wooncomplexen voor ouderen met een Wlz-indicatie. Zij ontvangen zorg via Vpt of Mpt, waardoor de Wmo verantwoordelijk is voor hulpmiddelen en woonvoorzieningen. Door dubbele vergrijzing nemen deze kosten verder toe.
Daarnaast signaleren we in het kader van diverse ontwikkelingen (onder andere het Integraal Zorg Akkoord) dat beoogd wordt de wachtlijsten in de GGZ terug te dringen door de hulpvragen te verplaatsen naar het voorliggend veld en de Wmo.
10. Variërend aandeel Sittard-Geleen in het macrobudget gebundelde uitkering (BUIG)
De verdeling van het macrobudget voor de gebundelde uitkering (BUIG) over de gemeenten verloopt voor een belangrijk deel via een verdeelmodel. Dit verdeelmodel leidt tot een aandeel van de gemeente in het macrobudget. Dit aandeel is niet beïnvloedbaar en varieert van jaar op jaar.
Gezien het verschil in de timing tussen het basisjaar voor de verdeling (t-2) en het uitvoeringsjaar betekent een daling van de BUIG niet direct dat het aantal inwoners dat aanspraak maakt op bijstand ook daalt. Dit komt doordat de data die de verdeling van het macrobudget bepalen, vertraagd doorwerken naar het uitvoeringsjaar. Zo is de verdeling van het budget voor het uitvoeringsjaar 2025 gebaseerd op data uit 2023. Dit betekent bijvoorbeeld dat een gunstige lokale economie in 2023 versus een minder gunstige lokale economie in 2025 in het uitvoeringsjaar 2025 kan leiden tot een lager aandeel in het macrobudget voor de BUIG enerzijds, maar oplopende uitgaven anderzijds.
Daarnaast kunnen onzekerheden op de regionale arbeidsmarkt ertoe leiden dat meer inwoners zijn aangewezen op een bijstandsuitkering dan waar het Rijk middelen voor verstrekt. Begin oktober 2024 is door het Rijk ook het voorlopig budget voor het aankomende jaar afgegeven richting gemeenten. Voor 2025 voorzien we een verlaging van het verdeelpercentage voor onze gemeente. Het macrobudget (landelijk) stijgt, het aandeel voor Sittard-Geleen neemt daarentegen af. In de 3e programmarapportage 2024 hebben we daarom melding gemaakt van het risico dat de inkomsten uit de BUIG in 2025 lager kunnen uitvallen. In de algemene reserve risicobeheersing 2024 was € 0,975 mln. opgenomen om de risico’s van een lager aandeel in het macrobudget 2024 mee op te kunnen vangen. Nu dit bedrag voor 2024 niet nodig was en er een voorzienbaar risico is dat de inkomsten uit de BUIG 2025 lager uitvallen, heeft de Raad via de 3e programmarapportage 2024 besloten om de € 0,975 mln. van 2024 op te nemen in de algemene reserve risicobeheersing 2025. Daarmee is in de algemene reserve risicobeheersing 2025 € 2,4 mln. opgenomen voor de risico’s rondom de BUIG.
11. Waardering aandeelvermogen Mijn Streekwarmte
De waardering van het aandelenvermogen van MSW is afhankelijk van de vermogenspositie van de dochtermaatschappijen (aanbeveling art 213 a onderzoek). Jaarlijks wordt het aandelenvermogen en de egalisatiereserve geactualiseerd. Op basis hiervan wordt een risico achtervang bepaald om de jaarlijkse fluctuaties op te vangen. Hiervoor is in de algemene reserve risicobeheersing een achtervang opgenomen van € 0,78 mln.
12. Ontwikkellocaties
Bij de herontwikkeling van gemeentelijk vastgoed moet worden bijgedragen aan maatschappelijke doelen, zoals vastgelegd in de kadernota grondbeleid. Door rijksbeleid en marktontwikkelingen wordt het steeds lastiger om financieel sluitende projecten te realiseren.
Oudere ontwikkellocaties hebben vaak nog hoge boekwaarden. Het is belangrijk dat deze in balans blijven met de opbrengstwaarde.
De reserve ontwikkellocaties helpt schommelingen tijdens herontwikkeling op te vangen. Daarnaast wordt binnen het gemeentelijk weerstandsvermogen een achtervang opgenomen om risico’s te beheersen.
De gemeenteraad heeft besloten om hiervoor een bedrag van € 4 miljoen op te nemen in het weerstandsvermogen.
Inventarisatie van niet-kwantificeerbare risico's
Onderstaande risico’s zijn niet individueel kwantificeerbaar. In de benodigde weerstandscapaciteit wordt dit vertaald in een restrisico ter hoogte van 1% van het begrotingstotaal.
Rijksbeleid algemeen
Het Rijksbeleid blijft een belangrijke risicofactor. De nieuwe taken vanuit het rijk naar gemeenten gaan vaak gepaard met budgettaire kortingen en/of overheveling van risico’s (bijv. open-eind regelingen). Ook hebben wetswijzigingen vaak aanzienlijke gevolgen voor het gemeentelijke takenpakket. Ofschoon de budgettaire consequenties meestal worden afgedekt via het gemeentefonds of een doeluitkering, blijft vaak na invoering van een wijziging onduidelijk of en in welke mate deze compensatie toereikend is.
Algemene uitkering gemeentefonds
Er zijn zes risico's met betrekking tot het Gemeentefonds, het risico dat:
1. het Rijk bezuinigt op het Gemeentefonds;
2. aanpassing van het verdeelmodel, het nieuwe verdeelmodel van 2023 wordt in 2027 geëvalueerd;
3. de bestaande verdelingsmaatstaven zich anders ontwikkelen dan geraamd;
4. Het macro BCF-declaratiebedrag het plafond overschrijdt en het verschil uit het gemeentefonds wordt genomen.
5. Overheveling van de specifieke uitkeringen (SPUK) naar de algemene uitkering met een efficiencykorting 10%
6. De mate waarin loon- en prijsontwikkeling voldoende worden gecompenseerd.
Deze risico’s komen ter uitdrukking bij het analyseren van de gemeentefondscirculaires die minimaal drie keer per jaar worden gepubliceerd. (mei, september en december).
Verbonden partijen
Een verbonden partij is een organisatie waarin de gemeente zowel bestuurlijk als financieel belang heeft, zoals een BV/NV of gemeenschappelijke regeling. Dit brengt risico’s met zich mee, zoals afhankelijkheid van de partij voor beleid en het risico dat een meerderheid beslissingen neemt die afwijken van de individuele deelnemer. Ook kunnen kosten ontstaan bij uittreding en is er collectieve verantwoordelijkheid bij verlies.
In de gemeenschappelijke regelingen wordt vastgelegd hoe de reserve en voorzieningen worden gevormd, waaronder het weerstandsvermogen. Als er een tekort is, kunnen de deelnemende gemeenten naar rato van inwoneraantallen aangesproken worden voor de verliesbijdrage.
Externe middelenverwerving
Bij het verkrijgen van subsidies bij Europese/landelijke of provinciale overheid is veelal sprake van een co-financieringsconstruct, terwijl wellicht deze middelen in onze begroting niet beschikbaar zijn. Bij langjarige subsidierelaties is het veelal niet mogelijk per ommegaande de relatie te beëindigen c.q. structurele ombuigingen door te voeren.
Subsidietrajecten
Subsidietrajecten duren vaak lang en hebben ingewikkelde procedures en regels. Het is belangrijk om de procedures goed te volgen en tijdig informatie te delen, vooral bij Europese subsidies. Dit gebeurt meestal via periodieke rapportages. Als subsidies voor anderen, zoals projectontwikkelaars, worden aangevraagd, worden de risico’s met betrekking tot de subsidie vastgelegd in overeenkomsten met de begunstigden. De regels, procedures en controlemomenten maken dat elk subsidietraject risico’s met zich meebrengt. Om deze risico’s te verminderen, worden interne controle-instrumenten gebruikt en is er regelmatig overleg met de subsidieverstrekkers.
Nationale Hypotheek Garantie
Een bijzondere garantie waar gemeenten mee geconfronteerd worden is de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Voor eventuele aanspraken hierop is een fonds in het leven geroepen. Echter bij aanhoudende druk op de huizenmarkt, kan een situatie ontstaan dat het fonds niet toereikend blijkt om de garanties te betalen. In dat geval zijn de individuele gemeenten aansprakelijk. Op dit moment zijn er geen signalen dat het fonds niet toereikend zou zijn.
Stikstof
De uitstoot van stikstof en de impact op Natura 2000-gebieden is een belangrijk punt bij ruimtelijke ontwikkelingen. De nieuwe Aerius-berekening en het vervallen van de bouwvrijstelling leidt tot zorgen bij planners en ontwikkelaars. Nu wordt niet alleen de stikstofuitstoot tijdens de gebruiksfase, maar ook tijdens de bouwfase meegeteld. Dit kan problemen veroorzaken bij projecten die eerder geen ontoelaatbare stikstofdepositie veroorzaakten. Ontwikkelaars moeten mogelijk extra maatregelen nemen om de uitstoot te verminderen, wat de kosten verhoogt en vertraging kan veroorzaken. In sommige gevallen kan de ontwikkeling zelfs onmogelijk worden. Het is daarom belangrijk om tijdig de stikstofrisico's in kaart te brengen en maatregelen te treffen om de uitstoot te verminderen of te compenseren.
Arbeidsmarktkrapte en overspannen markt
De Nederlandse arbeidsmarkt is krap en overspannen, wat voor vertragingen kan zorgen in de uitvoering van gemeentelijke taken. Dit geldt bijvoorbeeld voor het beheer en onderhoud van de openbare ruimte en grote projecten, waarbij het moeilijker is om werkzaamheden in te plannen. Nieuwe aanbestedingen voor uitbreiding van werkzaamheden duren langer door de overspannen markt. Ook is er een tekort aan gekwalificeerd personeel om in te huren. Om dit risico te verminderen, worden de werkzaamheden gespreid, scenario's uitgewerkt en risico gestuurd beheer uitgevoerd. Het tekort aan personeel kan ook vertraging veroorzaken bij de inspectie, renovatie of onderhoud van maatschappelijk vastgoed, wat extra kosten en mogelijk inkomstenverlies met zich meebrengt.
Omgevingswet
De invoering van de Omgevingswet heeft impact op team Vergunningen en Parkeren en heeft tot een toename van niet-kwantificeerbare risico’s geleid. De hoeveelheid vergunningaanvragen is moeilijk te voorspellen, wat gevolgen heeft voor de planning van werkzaamheden en capaciteit. Daarnaast worden aanvragen complexer, met meer maatwerk en hogere juridische en technische eisen. Dit vraagt meer tijd per aanvraag en hogere expertise van medewerkers. Het team groeit in ervaring met de nieuwe wetgeving, wat de kwaliteit en snelheid van de afhandeling zal verbeteren. De werkprocessen zijn nog in ontwikkeling en worden steeds verder geoptimaliseerd. Ook de legesinkomsten zijn onzeker, door de onvoorspelbaarheid van aanvragen, wat de financiële planning bemoeilijkt. Al deze risico’s worden nauwlettend gevolgd om de dienstverlening op het juiste niveau te waarborgen.
Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb)
De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) is op 1 januari 2024 ingegaan en heeft als doel de bouwkwaliteit in Nederland te verbeteren. De gevolgen voor onze organisatie zijn nog onduidelijk, omdat sommige taken wegvallen en er nieuwe taken bij komen. Dit vraagt om veranderingen in competenties, waarvoor we de komende jaren moeten investeren in capaciteit (fte) en middelen (zoals opleidingsplannen). Er is nog te weinig informatie om de impact goed in te schatten. Er is landelijk een tekort aan kwaliteitsborgers en gemeenten hebben nog geen eenduidige procedures. Dit heeft gevolgen voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. De verwachting is dat pas in 2025 duidelijker wordt welke effecten de Wkb heeft.
Aanscherpen indicatiecriteria GGZ-Wlz heeft gevolgen voor de Wmo-begeleiding en beschermd wonen
In 2023 is de Tweede kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen ggz in Wet langdurige zorg. Doordat de instroom in de GGZ/Wlz in de afgelopen jaren te hoog was heeft het Rijk besloten de indicatiecriteria GGZ-Wlz aan te scherpen, hetgeen consequenties heeft voor de kosten van de Wmo – ambulante begeleiding en Beschermd wonen – Beschermd thuis. Deze kosten zullen naar de toekomst toe stijgen.
Safehouses
‘Safehouses’ zijn een nieuw en groeiend antwoord binnen de Wmo. Ook onze regio krijgt te maken met deze vorm van Wmo – Beschermd thuis. Op dit moment wordt voor deze vorm van Beschermd wonen per aanvraag een opdracht verstrekt (op basis van maatwerk) aan een aanbieder. De gemeenten (zijnde de gemeenten Sittard-Geleen, Beek en Stein) hebben de wens uitgesproken dit anders te willen organiseren. Om dit mogelijk te maken wordt door de gemeenten samengewerkt aan de voorbereiding van de aanbesteding. Deze wordt in 2025 in de markt gezet.
Woningaanpassingen en vervoersvoorzieningen
De versnelde afbouw verpleeghuisbedden waardoor mensen langer thuis blijven wonen heeft gevolgen voor het aantal aanvragen voor woningaanpassingen en vervoersvoorzieningen. Daarnaast constateren we dat de prijzen in het kader van de woonvoorzieningen onroerend sterk zijn gestegen als gevolg van de hoge materiaalkosten en hoge werknemerslasten bij de leveranciers. Dit geldt eveneens voor woonunits.
Ook zien we binnen onze gemeente een toename van het aantal woon-zorgwoningen voor inwoners met een Wlz indicatie die deze indicatie verzilveren via een volledig pakket thuis (vpt) of een modulair pakket thuis (mpt), waardoor er groot beroep gedaan wordt op deze Wmo voorzieningen. Jurisprudentie heeft aangetoond dat deze burgers terecht aankloppen bij de Wmo.
Aanbesteding hulpmiddelen
Wereldwijd zien we de grondstoffen kosten stijgen. De stijging van deze kosten hebben ook gevolgen voor Wmo en de aanbesteding hulpmiddelen. De consequenties van de gesignaleerde stijging van de grondstoffen hebben ertoe geleidt dat de prijzen van de hulpmiddelen zijn toegenomen. In de eerste bestuurlijke rapportage 2025 worden de financiële consequenties inzichtelijk gemaakt.
Scootmobielen en brandveiligheid
Het stallen van scootmobielen geeft een verhoogd risico op brand en vormt mogelijk een obstakel om te vluchten bij brand. Op grond van regelgeving sinds 1 juli 2024 kunnen eigenaren en verhuurders daarom gehouden zijn om een scootmobielstalling te realiseren.
Bij reeds toegekende scootmobielen zit de verantwoordelijkheid bij de woningeigenaar en de huurder zelf. Bij nieuwe indicaties voor scootmobielen kan (een gedeelte van) de verantwoordelijkheid bij de gemeente liggen. Dit ligt vast in het woonconvenant dat per 1-1-2024 door de gemeente is afgesloten met de woningcorporaties en staat in relatie met de BAT-systematiek
Bedrijfsvoeringsprobleem aanbieders jeugdzorg
De gemeenten in de Limburgse jeugdregio’s zien zich door de problemen bij XONAR, de Mutsaersstichting en mogelijk ook andere aanbieders geconfronteerd met een breder probleem dat individuele jeugdzorgaanbieders overstijgt en daarmee ook de aanpak volgens het draaiboek continuïteit jeugdhulp. Dit richt zich immers op de oplossing van knelpunten bij individuele zorgaanbieders.
De gemeenten maken zich grote zorgen over de consequenties voor de inrichting van het zorglandschap. In de specifieke context van grote delen van Limburg speelt daarnaast dat er nauwelijks of geen gebruik kan worden gemaakt van het zorgaanbod in de aangrenzende regio’s vanwege de geografische begrenzing.
De jeugdzorgaanbieders zijn onafhankelijk en hebben vrijheid in het nemen van bedrijfsmatige beslissingen. Als deze beslissingen mede leiden tot de continuïteitsproblemen, zoals wij nu zien bij XONAR en Mutsaersstichting, dan wordt de jeugdregio gevraagd financieel bij te springen als het gaat om een aanbieder die cruciale jeugdhulp biedt. Zeker voor de jeugdregio’s in Limburg geldt dat door de geografische ligging de mogelijkheid van het inzetten van andere aanbieders, op korte termijn, beperkt is. Er is daardoor een ongelijk speelveld tussen aanbieders en jeugdregio’s.
De gemeenteraden in Zuid-Limburg hebben onlangs € 8 mln. financiële steun moeten verlenen aan XONAR. Van de gemeenteraden kan niet worden verwacht dat iedere keer als een zorgaanbieder in de problemen komt publieke middelen worden ingezet voor de financiering van een herstelplan. Wij hebben het ministerie daarom tijdens het bestuurlijk overleg laten weten dat de Zuid-Limburgse gemeenten niet (nogmaals) aangeslagen willen worden voor financiële steun aan een zorgaanbieders. Dit is mogelijk niet te voorkomen gezien het advies van de taskforce.
De Taskforce heeft in februari 2025 haar rapport ‘Taskforce Robuust zorglandschap Limburg’ uitgebracht. In de rapportage geeft de taskforce een advies over hoe kan worden toegewerkt naar een duurzaam zorglandschap voor jeugdigen in Limburg. In het rapport wordt de huidige probleemstelling en de oplossingsrichting omschreven die bestaat uit verschillende elementen waar gemeenten, aanbieders en het Rijk actie op moeten ondernemen om ervoor te zorgen dat de huidige situatie zich niet nogmaals (en mogelijk ook op andere plekken in het land) voordoet. In deze oplossingsrichting zijn veel acties benoemd en toebedeeld aan de gemeenten en regio’s. In 2025 worden de volgende acties opgepakt door de gemeenten en de zorgaanbieders:
• Ontwikkelen van een gelijke visie op de inrichting van het zorglandschap;
• Uitwerken van een governance en samenwerkingsstructuur;
• Voorbereiden van een uniforme inkoop en contractering.
Consequenties hervormingsagenda jeugd
De Hervormingsagenda Jeugd heeft twee doelen, die nadrukkelijk aan elkaar zijn gekoppeld:
1. Betere en tijdige zorg en ondersteuning, op de juiste plek en wanneer dit nodig is.
2. Een beheersbaar en daarmee duurzaam financieel houdbaar stelsel.
Deze inhoudelijke doelstellingen laten zien dat de agenda een transformatiedoelstelling heeft; een inhoudelijke vernieuwing die de kwaliteit van de jeugdzorg verhoogt. In de Hervormingsagenda worden deze doelstellingen uitgewerkt en moet leiden tot een landelijke besparing van 1 miljard euro. Er zal een maatschappelijke dialoog gevoerd moeten worden waarin duidelijkheid gegeven wordt wat jeugdhulp precies inhoudt en wat binnen de huidige wettelijke kaders onder de jeugdhulp moet vallen en wat niet. Ook zal meer nadruk moeten komen op een integrale aanpak. Wanneer jeugdhulp het gevolg is van volwassenenproblematiek, dient deze als eerste te worden aangepakt. De oplossing ligt dan niet alleen bij de inzet van jeugdhulp.
Er zal structureel worden geïnvesteerd in de (landelijke) kwaliteit en effectiviteit van jeugdhulp. Ook komt er een aanpassing van de Jeugdwet, waardoor duidelijker wordt waarvoor kinderen en ouders hulp kunnen krijgen. Gemeenten worden verplicht bepaalde specialistische zorg regionaal in te kopen om beschikbaarheid en continuïteit van zorg beter te organiseren. Er zal minder papierwerk en administratie nodig zijn, zodat medewerkers daar zo min mogelijk tijd aan kwijt zijn. Ook zullen lokale toegangen worden versterkt (stevige lokale teams) en moet betere samenwerking met bijvoorbeeld het onderwijs ervoor zorgen dat kinderen en jongeren meer met collectieve voorzieningen (preventieve zorg) worden ondersteund en minder vanuit de individuele voorzieningen. Daarnaast wordt ernaar gestreefd de uithuisplaatsingen zoveel mogelijk te voorkomen en/of terug te dringen (residentiële jeugdhulp).
Sommige van de genoemde maatregelen in de hervormingsagenda zijn reeds gerealiseerd door onze gemeente. Afwachtende de duidelijkheid over de aanpassing van de Jeugdwet, de reikwijdte, de regionalisering en standaardisatie wordt, samen met partners, gewerkt aan een plan om de doelstellingen uit de Hervormingsagenda lokaal te kunnen is in 2024 gewerkt aan een plan waarin we inzichtelijk maken welke maatregelen reeds gerealiseerd zijn en welke we voornemens zijn te realiseren. In het tweede kwartaal 2025 zal het plan worden gepresenteerd.
Nieuwe regionale contractering
In 2024 is op regionaal niveau gewerkt aan de aanbestedingen GIK-J en crisis. Uit het verloop van de voorbereiding blijkt dat de tarieven substantieel zijn gestegen en daarmee ook de verwachting voor een forse stijging van de kosten voor Sittard-Geleen. De aanbesteding is afgerond, maar op dit moment is er nog onvoldoende duidelijk hoe groot de stijging zal zijn voor onze gemeente.
Thuiszitters (onderwijs)
- Het aantal thuiszitters neemt toe. Dit vraagt meer begeleiding en ondersteuning vanuit de gemeente;
- De wijziging van de wet heeft ook gevolgen voor de inzet, dit als gevolg van het feit dat de wettelijke taak uitgebreid wordt zodat ook jongeren van 23 tot 27 jaar onder het Doorstroompunt vallen.
Op basis van de toename in de aantallen thuiszitters en de wijziging van de wetgeving constateren we dat de belasting op het organisatieonderdeel zal toenemen, waardoor er mogelijk op termijn een tekort ontstaat aan capaciteit. Deze ontwikkeling blijven we in 2025 monitoren.
Aziatische Duizendknoop
In 2023 zijn middelen voor de bestrijding van de Aziatische Duizendknoop aangevraagd. Met die middelen zijn in 2024 en worden in 2025 diverse haarden in onze gemeente bestreden. Met de structurele middelen die vanaf 2026 beschikbaar zijn, worden al deze locaties gemonitord. Het is niet te voorzien of de haarden terugkomen of op andere locaties ontstaan. Dan zullen er nieuwe middelen worden gevraagd omdat nieuwe haarden direct bestreden moeten worden om verspreiding en mogelijke schades te voorkomen. Dit is nu niet kwantificeerbaar.
Beschikbare weerstandscapaciteit
In onderstaande tabel 2 wordt het benodigd weerstandsvermogen berekend. Dit is de som van de kwantificeerbare risico’s en niet-kwantificeerbare risico’s. Een deel van dit bedrag wordt opgevangen door de post onvoorzien. Voor het overige deel wordt de algemene reserve risicobeheersing ingezet.
De beginstand van de algemene reserve risicobeheersing is het niveau begroting 2025. Volgens de kadernota weerstandsvermogen en risicobeheersing moet de weerstandscapaciteit 100% bedragen zodat alle risico’s zijn gedekt. Indien de gerealiseerde stand te laag is, vindt er een storting van de algemene reserve naar de algemene reserve risicobeheersing plaats. Is de gerealiseerde stand te hoog, vindt er een onttrekking vanuit de algemene reserve risicobeheersing naar de algemene reserve plaats.
Uiteindelijk is de benodigde weerstandscapaciteit € 17,41 mln.. De actualisatie bij de jaarrekening 2024 heeft getoond dat er een afname is van 0,06 mln. in restrisico waardering en een toename van 2,11 mln. in restrisico waardering. Hierdoor is in totaal een storting van € 2,05 mln. nodig. Deze storting komt uit de algemene reserve naar de algemene reserve risicobeheersing. Via het bestemmingsvoorstel van de jaarrekening 2024 stellen wij voor om het saldo van de algemene reserve risicobeheersing te verhogen tot het saldo van de benodigd weerstandsvermogenscapaciteit van € 17,41 mln.
Tabel 2 berekening benodigd weerstandsvermogen
bedragen x € 1 mln. |
Niet-kwantificeerbare risico's |
Kwantificeerbare risico's |
Totaal benodigd weerstandscapaciteit |
---|---|---|---|
gerealiseerde stand per begroting 2025 |
4,00 |
11,36 |
15,36 |
Additionele storting jaarrekening 2024 |
0,50 |
1,61 |
2,11 |
Additionele onttrekking jaarrekening 2024 |
0,00 |
-0,06 |
-0,06 |
Weerstandscapaciteit 2024 |
4,50 |
12,91 |
17,41 |
Storting van de algemene reserve naar de algemene reserve risicobeheersing |
|
|
2,05 |
Opbouw algemene reserve
De algemene reserve bestaat uit drie onderdelen, een minimale buffer van 2% van het begrote totaalsaldo lasten, raadsbesluiten over mutaties in de algemene reserve en een surplus. De onderstaande grafiek geeft een teruglopend surplus weer. Dit ontstaat doordat in 2026 t/m 2028 de algemene reserve wordt aangewend voor de uitvoering van de uitvoeringsagenda.
Deze grafiek is gebaseerd op de situatie voor de resultaatbestemmingen die worden besloten op basis van de jaarrekening 2024.
Financiële kengetallen
De kengetallen van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) geven nadere informatie over de financiële positie van de gemeente. Deze kengetallen nemen we jaarlijks op in deze paragraaf bij de begroting en de jaarstukken. In deze jaarstukken zijn de kengetallen gebaseerd op basis van de balans in hoofdstuk 3. Op basis van de voorliggende jaarrekening worden de financiële kengetallen als volgt weergegeven.
Onderverdeling voor de beoordeling
Om een beeld te geven hoe de financiële positie van de gemeente Sittard-Geleen zich ontwikkelt, is gebruik gemaakt van streefwaarden. In onderstaande tabel zijn de streefwaarden weergegeven. Dit normenkader is in samenwerking met de commissie B&V tot stand gekomen. In het onderstaande overzicht wordt per financieel kengetal de signaleringswaarde weergegeven.
Tabel 2 signaleringswaarden financiële kengetallen
Netto schuldquote en de netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Interpretatie: hoe lager, hoe beter
De netto schuldquote geeft aan in hoeverre de schulden meer of minder bedragen dan de jaarlijkse inkomsten. De hoogte van de schuld wordt ook bepaald door het opnemen en doorlenen van geldleningen. De netto schuldquote wordt daarom ook berekend, gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen. Hoewel over de verstrekte leningen een risico gelopen wordt, kan verondersteld worden dat deze leningen worden terugontvangen.
Bij het opstellen van de jaarrekening is de netto schuldquote lager in vergelijking met de begroting 2024. Dit komt door het positieve jaarrekeningresultaat 2024. Het positieve jaarrekeningresultaat komt door een voordeel op de belastingen en een klein voordeel uit de december circulaire 2024. Daarnaast zijn incidentele middelen voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen en voor de bestrijding van inflatie niet ingezet en doorgeschoven naar 2025. De opgenomen post voor de robuustheid van de begroting is in 2024 niet ingezet en valt daardoor vrij.
Solvabiliteitsratio
Interpretatie: hoe hoger, hoe beter
De solvabiliteitsratio drukt het eigen vermogen uit in een percentage van het totale vermogen en geeft daarmee de weerbaarheid van de gemeente aan. De gemeente betaalt een groot gedeelte van haar uitgaven door middel van vreemd vermogen. Hierdoor is de solvabiliteitsratio lager dan de signaleringswaarde. De gemeente kiest er bewust voor om te investeren in de gemeente, waardoor er sprake is van meer financiering met leningen.
De solvabiliteitsratio is ruim gestegen ten opzichte van de begroting 2024. De reden is hetzelfde als voor de netto schuldquote want een positief jaarrekening resultaat is de oorzaak van de verbeterde ratio.
Grondexploitatie
Interpretatie: hoe lager, hoe beter
Het kengetal grondexploitatie geeft inzicht in de omvang van de grondposities in relatie tot de totale baten. Het gaat hier alleen om grondposities die het doel hebben om bebouwd en verkocht te worden. Uit het kengetal blijkt dat de financiële situatie van de grondexploitatie de afgelopen jaren gezond is.
Structurele exploitatieruimte
Bij de structurele exploitatieruimte wordt berekend of de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten te dekken. De afgelopen jaren wordt er goed en gezond financieel beleid gevoerd, en dit wordt bevestigd door het positieve percentage voor dit kengetal.
Onbenutte belastingcapaciteit
Het kengetal belastingcapaciteit geeft aan hoeveel onze inwoners gemiddeld aan OZB, afvalstoffen- en rioolheffing betalen ten opzichte van het landelijk gemiddelde. De belastingdruk in de gemeente is ongeveer gelijk aan het landelijk gemiddelde.
Samenvatting
De financiële kengetallen zijn vergelijkbaar met de jaarrekening 2022 en 2023. Een vergelijking met de financiële kengetallen uit begroting 2024 is niet aan de orde wegens de incidentele middelen ontvangen van het Rijk.
Doordat de gemeente fors investeert, stijgt het balanstotaal. Daardoor is de s lager dan de signaleringswaarde. De inkomsten daarentegen zijn positief, waardoor de betaalbaarheid van de investeringen gedekt is. De structurele exploitatieruimte blijft positief en dit geeft aan dat de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten (waaronder de rente en aflossing van een lening) te dekken. Deze ruimte is positief door goed financieel beleid in de afgelopen jaren. De beoordeling van de financiële positie van de gemeente Sittard-Geleen is goed. Dit wordt bevestigd door een onafhankelijk onderzoek van BDO met een beoordeling van een 9. Bovendien blijkt uit het surplus in de algemene reserve dat de gemeente "voldoende" in staat is om financiële tegenvallers op te vangen.