Vertreksituatie
In relatie tot de P&C-cyclus in het algemeen en onze financiën in het bijzonder streven wij naar een duurzaam en solide financieel beleid, met voldoende veerkracht. Deze financiële veerkracht heeft betrekking op wendbaarheid en weerbaarheid. Met andere woorden: hebben wij voldoende middelen om uitvoering te geven aan ambities en ontwikkelingen, alleen of met andere partijen (cofinanciering) en beschikken wij over voldoende middelen om onvoorziene tegenvallers op te kunnen vangen.
Kaderbrief 2025
De kaderbrief 2025 schetst het kader en de context voor de meerjarenbegroting 2026-2029. We hebben belangrijke ontwikkelingen geduid die van invloed zijn op de begroting. In deze kaderbrief wijzen we op de druk die we als gemeente op de ontwikkeling van onze financiële positie ervaren. Hoewel we over incidentele middelen beschikken, staat er spanning op het borgen van ons structureel begrotingsevenwicht. Dat komt voornamelijk door een aantal vaststaande ontwikkelingen én het naderende ravijnjaar.
Op basis van de Voorjaarsnota 2025 (vertaald in de meicirculaire 2025), heeft het Rijk extra geld beschikbaar gesteld voor met name de jaarschijven 2025 tot en met 2027 voor jeugdzorg en het gemeentefonds. Hierdoor wordt de financiële druk bij gemeenten in de komende jaren voor een deel weggenomen. Het ravijnjaar is hiermee niet verdwenen, maar doorgeschoven van 2026 naar 2028. Binnen de dynamiek van het Rijksbeleid met wisselende dagkoersen zijn wij de voorbereiding van de begroting gestart.
Ontwikkelingen
Landelijk
De dynamiek rondom de ontwikkelingen van de gemeentefinanciën duurt onverminderd voort. De val van het kabinet, gevolgd door de Tweede Kamer verkiezingen op 29 oktober versterken de voortdurende onzekerheid over de ontwikkeling van gemeentefinanciën.
Via de meicirculaire 2025 hebben gemeenten tot en met 2027 extra incidentele middelen ontvangen. Echter vanaf 2028 is de terugval in Rijksmiddelen vooralsnog niet gecompenseerd. Dit maakt dat het ravijnjaar 2026 nu is doorgeschoven naar 2028. Er blijft daarmee sprake van een disbalans tussen ambities, middelen en uitvoeringskracht.
Op Prinsjesdag heeft het ministerie van BZK de septembercirculaire gepubliceerd. Deze circulaire laat een structurele daling in het gemeentefonds zien. Hier staat een incidentele uitkering tegenover voor compensatie van de financiële tekorten in de Jeugdzorg 2023 en 2024.
Kijkend naar een aantal generieke trends in gemeentefinanciën blijkt dat:
- Er in de jaarrekening 2024 wederom sprake is van voordelige resultaten:
- Waardoor het eigen vermogen van gemeenten nog nooit zo hoog is geweest;
- Deze voordelen het gevolg zijn van incidentele oorzaken, terwijl er sprake is van structurele nadelen;
- Compensatie door het Rijk, zie bovenstaand, slechts tijdelijk tot en met 2027 verlichting biedt;
- De houdbaarheid van het sociaal domein, door oplopende zorgkosten een punt van aandacht blijft;
- Naast het sociaal domein er ook financiële zorgen zijn over het fysieke domein;
- Grenzen worden gesteld aan de uitvoeringskracht binnen gemeentelijke organisaties.
- Mede door de aanstaande verkiezingen er sprake is van onzekerheid over toekomstige rijkscompensatie.
Begroting Sittard-Geleen
Op basis van het begrotingsbeeld uit de vertreksituatie hebben wij de begroting voorbereid. De richtlijnen van de provinciale toezichthouder hebben we in deze voorbereiding betrokken. We hebben het begrotingsbeeld bijgesteld op basis van vaststaande ontwikkelingen (waaronder de verwerking van de financiële gevolgen uit de meicirculaire 2025) en voor (beleids)keuzes. Daarnaast hebben we financiële ruimte gecreëerd voor nieuwe exploitatie- en investeringsvoorstellen. Hierbij hebben we gestuurd op het realiseren van sluitende jaarschijven en het borgen van structureel begrotingsevenwicht. Zodat de financiële veerkracht van en in onze begroting geborgd blijft.
Conform afspraak, in het raadsbesluit P&C-cyclus 2025, verwerken we de financiële gevolgen uit de septembercirculaire 2025 in de 3de rapportage 2025. In het onderdeel ‘Actualisatie financieel perspectief’ lichten wij de bijstellingen in het begrotingsbeeld en het effect hiervan op de ontwikkeling van de begrotingssaldi nader toe.
Vooruitlopend hierop kunnen we concluderen dat er een begroting voorligt met tot en met 2029 voordelige (structurele) begrotingssaldi. Met andere woorden, zonder bezuinigingen zijn we met de bijstellingen in het begrotingsbeeld erin geslaagd het al vaak genoemde ‘ravijnjaar’, dat is doorgeschoven naar 2028, het hoofd te bieden. We plaatsen hierbij wel de kanttekening dat de omvang van de voordelige (structurele) begrotingssaldi in de meerjarenraming een dalende trend laat zien. Behoedzaamheid met betrekking tot het te voeren financieel beleid is daarmee het devies.
Er ligt een begroting 2026 voor met een omvang van afgerond € 480 mln. Dit bedrag zetten we in om de doelen en resultaten zoals opgenomen in de (sub)programma’s te kunnen realiseren en daarmee een bijdrage te leveren aan de opgaven uit de vier veerkrachten. De speerpunten uit de uitvoeringsagenda bestuursperiode 2024-2026 en de lopende projectenportefeuille maken hier deel van uit. Evenals de financiële ruimte die is gecreëerd om nieuwe exploitatie- en investeringsvoorstellen mogelijk te maken.
Samenvattend kunnen we een aantal zaken constateren:
- Onze financiële positie is toereikend, gezien de voordelige (structurele) saldi tot en met 2029 en de beschikbare incidentele middelen;
- Binnen deze begroting zijn middelen opgenomen om invulling te kunnen geven aan nieuwe exploitatie- en investeringsvoorstellen.
- Gezien de dalende omvang van de voordelige (structurele) begrotingssaldi blijft een behoedzaam financieel beleid noodzakelijk.
Uitgangspunten
Wij hebben de begroting 2026 opgesteld rekening houdend met onderstaande kaderstellende en technische uitgangspunten.
Kaderstellend
- De verordening ex artikel 212 Gemeentewet;
- De kadernota’s reserves en voorzieningen, waardering en afschrijving vaste activa, weerstands- vermogen en risicobeheersing;
- De raadsbesluiten Kadernota 2023-2026 van 15 juni 2023 respectievelijk Kaderbrief 2025 van 5 juni 2025. Dit betreft met name de toepassing van de uitvoeringsprincipes:
- We verwerken vaststaande ontwikkelingen wanneer ze zich voordoen (autonoom, onomkeerbaar)
- We maken keuzes, voor zover de begroting dat toelaat (omkeerbare ontwikkelingen, aangenomen moties, speerpunten)
- De richtlijnen van de provincie, zoals opgenomen in de Begrotingscirculaire 2026 van 8 april jl. en de ‘Aanvulling begrotingscirculaire 2026’.
Technisch
Naast de kaderstellende uitgangspunten hebben wij bij de uitwerking van de begroting de volgende technische uitgangspunten gehanteerd:
- We sturen op een sluitende begroting en het borgen van structureel en reëel evenwicht in onze begroting;
- De meicirculaire 2025 is meegenomen in de actualisatie van het financieel perspectief. Overeenkomstig de besluitvorming over de P&C-cyclus 2025 verwerken wij de financiële gevolgen van de septembercirculaire 2025 in de 3de rapportage 2025.
- Voor de aan te trekken financieringsmiddelen worden de volgende rentepercentages gehanteerd:
- Voor langlopende financieringsmiddelen wordt voor 2026 een rentepercentage van 1,8% gehanteerd.
- Voor het financieringstekort dat onder de kasgeldlimiet valt, gaan wij, indien aan de orde, voor 2026 uit van 8,5%.
- De gevolgen van loon- en prijsontwikkeling (LPO) op onze begrotingsposten dekken wij uit de middelen die we voor dit doel op de stelpost inflatie hebben gereserveerd.
- Voor het gemeentelijk belastingkader 2026 worden de tarieven geïndexeerd. Beleidsmatige verhogingen worden alleen uitgevoerd als er sprake is van noodzakelijke investeringen op het gebied van afval en riool. Het indexpercentage wordt vastgesteld op 2,22%.
Provinciaal toezicht
Beoordeling begroting 2025
Op basis van de beoordeling van de begroting 2025 heeft het provinciebestuur geconcludeerd dat onze begroting 2025 voldoet aan de voorwaarden om voor repressief begrotingstoezicht in aanmerking te komen. Dit betekent dat voor de uitvoering van de begroting 2025 en wijzigingen op deze begroting geen goedkeuring door GS nodig is. Daarnaast heeft het provinciebestuur en aantal aanbevelingen gedaan. Dee aanbevelingen hebben met name betrekking op:
- Borging van structureel en reëel evenwicht in de begroting 2026 en meerjarenraming 2027-2029
- Het beschikken over actuele beheerplannen IPOR en Vastgoed, inclusief financiële vertaling in de begroting 2026 en meerjarenraming 2027-2029.
Begrotingscirculaire 2026
In de brief ‘Begrotingscirculaire 2026’ van 8 april jl. gaat het provinciebestuur onder andere in op de volgende onderwerpen:
- onze verantwoordelijkheid voor borging van structureel begrotingsevenwicht, waarbij structurele lasten worden gedekt door structurele baten;
- het zorgdragen voor reële ramingen, zodanig dat de uitvoering van taken realistisch en haalbaar is;
- de begroting 2026 moet structureel en reëel in evenwicht zijn. Als dat niet lukt moet het evenwicht tijdig hersteld zijn in de meerjarenraming, uiterlijk in 2029;
- in de begroting moet (minimaal) de meicirculaire 2025 verwerkt zijn;
- de verwerking van inflatie/ prijsstijgingen in de begroting, waarbij lasten reëel worden geraamd en voor de dekking een relatie wordt gelegd met de middelen die het rijk via de circulaires hiervoor beschikbaar heeft gesteld.
Na het verschijnen van de voorjaarsnota van het Rijk heeft het provinciebestuur een aanvulling op de begrotingscirculaire 2026 uitgebracht. Hierin worden de volgende onderwerpen nader toegelicht voor de begroting 2026-2029:
- Richtlijnen voor de verwerking van de klimaatmiddelen (CDOKE) in de meerjarenbegroting
- Richtlijnen voor de verwerking van de middelen Jeugdzorg in de meerjarenbegroting
- Begrotingsadvies VNG
- Motie onderuitputting
Wij hebben in de uitwerking van de begroting 2026 en meerjarenraming 2027-2029 rekening gehouden met de richtlijnen uit de Begrotingscirculaire 2026 en de aanvulling hierop.
Ontwikkellijnen begrotingsopzet
In de begroting 2025 hebben wij eerste stappen gezet in een aantal ontwikkellijnen met betrekking tot de P&C-cyclus. Wij beogen hiermee de stuurbaarheid, meetbaarheid en toegankelijkheid van onze P&C-producten te verbeteren. In het raadsbesluit P&C-cyclus 2025 en de kaderbrief 2025 hebben wij aangegeven welke vervolgstappen we zetten in het uitvoering geven aan deze ontwikkellijnen.
We zetten hiermee de ontwikkeling voort die we in de begroting 2025 hebben ingezet. Waarbij we gebaseerd op de programma-indeling uit de BBV-voorschriften de begroting op hoofdlijnen indelen naar veerkrachten. Een toekomstige volgende stap is dat we per veerkracht een aantal opgaven benoemen. Vervolgens laten we zien hoe de resultaten en activiteiten uit onze programma’s bijdragen aan deze opgaven en veerkrachten. Daarnaast werken we verder aan de digitalisering van de P&C-cyclus door de webapplicatie LIAS verder door te ontwikkelen.
In de vervolgstappen nemen we de aanbevelingen mee uit het doorwerkonderzoek toegankelijkheid begroting dat door de rekenkamer is uitgevoerd. Het rapport wordt in het 4de kwartaal aan de raad aangeboden.