Ga naar de inhoud van deze pagina.
Programmabegroting 2026-2029 Versie 3.0 11.11.2025

Weerstandsvermogen / Risicobeheersing

Inleiding

Het weerstandsvermogen is een maatstaf om te beoordelen of de gemeente in staat is om nadelige gevolgen van risico’s op te vangen. Dit zonder dat daarbij de continuïteit van de uitvoering van taken in gevaar komt of de gemeente het beleid moet wijzigen.

Het beleid omtrent risicomanagement

De Kadernota weerstandsvermogen en risicobeheersing geeft de methodiek en berekeningswijze van de afzonderlijke delen van het weerstands­vermogen aan, evenals de norm voor het gewenste niveau van het weerstandsvermogen. Risico’s zijn onvermijdelijk en deze kunnen eventueel een impact hebben. Het college informeert via de P&C-cyclus de raad transparant over risico’s. In deze paragraaf komen de risico's met de daar bijbehorende beheersmaatregelen en de beoordeling van het weerstandsvermogen aan bod. Dit samen geeft een totaalbeeld van de (financiële) risicopositie van de gemeente. De paragraaf weerstandsvermogen is een verplicht onderdeel van de jaarrekening en de begroting en wordt ieder half jaar geactualiseerd.

Als het risico zich voortdoet, dan gaat de dekking niet automatisch via de weerstandscapaciteit. Eerst worden alle opties geïnventariseerd en beoordeeld. Een structureel risico dat zich voordoet kan alleen incidenteel opgevangen worden uit de weerstandscapaciteit. In de daarop eerstvolgende P&C moment wordt gekeken naar een structurele oplossing. Dit is nodig om te voorkomen dat de weerstandscapaciteit onvoldoende is om de nadelige gevolgen van risico's op te vangen. De door de raad vastgestelde kaders over het weerstandvermogen en risicobeheersing zijn terug te vinden op overheid.nl:

  • Kadernota weerstandsvermogen en risicobeheersing, 2019;
  • Financiële verordening gemeente Sittard-Geleen, 2025;
  • Kadernota reserves en voorzieningen, 2025.

Weerstandsvermogen begroting 2026

Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen niet begrote financiële gevolgen van risico's en eigen middelen. Het weerstandsvermogen is een indicator voor de robuustheid van onze begroting. Een adequaat weerstandsvermogen voorkomt dat de gemeente bij elke (substantiële) financiële tegenvaller gedwongen wordt het beleid bij te stellen. Jaarlijks rapporteren wij in de begroting en jaarrekening het weerstandsvermogen en de risico's aan de gemeenteraad. Risicomanagement is vooruitkijken en dit wordt gebaseerd op inschattingen en aannames. Daarom maken wij in deze paragraaf geen vergelijking tussen de begroting 2025 met de begroting 2026. Deze analyse gaat verder op de stand van het weerstandsvermogen uit de jaarrekening 2024.

Benodigde weerstandscapaciteit

De wereld verandert in snel tempo en onzekerheid is een dagelijkse realiteit geworden. Denk maar aan de problemen met de woningnood, uitvoeringskracht, stijgende kosten en (cyber)criminaliteit. Al deze ontwikkelingen gaan hun invloed hebben op de uitvoering van het gemeentelijke beleid. Door de risico’s te kwantificeren, ontstaat vanzelf de discussie en de bewustwording over het beheersen van deze risico’s. Op die manier is het ook mogelijk om het risicoprofiel en het effect van de beheersmaatregelen door de tijd heen te monitoren.

De opbouw van de benodigd weerstandscapaciteit ziet er als volgt uit:

  • 1% van het begrotingstotaal voor de dekking van niet-kwantificeerbare risico's, en
  • kwantificeerbare risico's en een restrisico.

Als het totaalbedrag van het benodigde weerstandscapaciteit lager is dan de beschikbare weerstandscapaciteit, dan is het weerstandsvermogen voldoende om eventuele risico's op te vangen. Indien het benodigde weerstandscapaciteit te laag is, wordt er aangevuld vanuit de algemene reserve.

De opbouw van de benodigd weerstandscapaciteit ziet er als volgt uit:

  • 1% van het begrotingstotaal voor de dekking van niet-kwantificeerbare risico's, en
  • kwantificeerbare risico's en een restrisico.

Als het totaalbedrag van het benodigde weerstandscapaciteit lager is dan de beschikbare weerstandscapaciteit, dan is het weerstandsvermogen voldoende om eventuele risico's op te vangen. Indien het benodigde weerstandscapaciteit te laag is, wordt er aangevuld vanuit de algemene reserve.

In de begroting 2026 wordt de post robuustheid begroting en de post onvoorzien aangepast. Deze posten hebben een verband met het weerstandsvermogen. Voor de verdere toelichting verwijzen we naar hoofdstuk 1 van de begroting.

Figuur 1 Bepaling weerstandsvermogen (verdere uitleg over de berekening, zie kadernota Weerstandsvermogen en risicobeheersing)

Inventarisatie van kwantificeerbare risico’s

Benodigde weerstandscapaciteit

Tabel 1 kwantificeerbare risico’s en achtervang restrisico's

Programma
Risico


Impact


Kans benodigde weerstands- capaciteit t.o.v. jaarrekening 2024


Risicoprofiel reguliere exploitatie:


1

 Niet-kwantificeerbare risico's (1% begrotingstotaal)


4,50


Programma Programmanummer Onderwerp
Percentage

Algemene dekkingsmiddelen

2

niet realiseren ombuiging ESCS locatie

-

100%

0,00

0. Bestuur en ondersteuning

3

Overdracht pensioenen wethouders naar ABP

1,82

65%

1,18


4

Leegstand gemeentelijke panden

-

35%

0,00


5

Risico's in kader van ICT

2,70

35% / 65%

1,73


6

Juridische monitor

0,99

35%

0,35

6. Sociaal Domein

7

Toenemende kosten gebruik jeugdzorg

-

65%

0,00


8

Hogere verzilvering afgegeven zorgtoewijzingen WMO

/

Extramuralisering WMO en terugdringen wachtlijst GGZ

1,05

65%

0,68


9

Variërend aandeel SG in macrobudget gebundelde uitkering (BUIG)

0,69

65%

0,45


10

Regeling voor Vervroegde Uittreding (Rvu) Wet Sociale Werkvoorziening

0,57

65%

0,37

7. Gezondheid en milieu

11

Waardering aandelen Mijnstreek Warmte

2,24

35%

0,78

8. Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en stedelijke vernieuwing

12

Ontwikkellocaties

3,50

Benodigde weerstandscapaciteit 2026

13,54

mutaties 2027

Verlaging ontwikkellocaties

-0,50

Benodigde weerstandscapaciteit 2027

13,04

mutaties 2028

Verlaging ontwikkellocaties

-0,50

Benodigde weerstandscapaciteit 2028

12,54

mutaties 2029

Verlaging ontwikkellocaties

-0,50

Benodigde weerstandscapaciteit 2029

12,04


1. Niet-kwantificeerbare risico’s (1% begrotingstotaal)

Het is niet eenvoudig een risico te kwantificeren, dit komt door het ontbreken van aannames. Voor deze niet-kwantificeerbare risico’s hebben we een achtervang van € 4,5 mln. gecreëerd. Dit normbedrag is gebaseerd op ca. 1% van het begrotingstotaal.

2. Ombuiging vermarkten ESCS-locatie

Per 1 mei 2026 start de nieuwe exploitatie van Glanerbrook. Dit is het moment waarop de taakstelling die rust op het zwembad De Nieuwe Hateboer aan de Sportcentrumlaan kan worden ingevuld. De exploitatie van DNH door de Sportstichting vervalt, waarmee de subsidie op dit onderdeel niet meer nodig is. Met de vrijval van het subsidiebedrag (€ 1,8 mln.) kan de taakstelling ingevuld worden. In de begroting 2026 is de taakstelling à € 1,2 mln. en de huurderving van mei t/m dec 2026 (à € 0,3 mln.) verrekend met de vermindering van de subsidie aan de SSG.

Vanaf 2027 vervalt de structurele subsidie aan de SSG t.b.v. DNH à € 1,8 mln. Hiervan wordt € 1,2 mln. ingezet ter dekking van de structurele taakstelling, terwijl de resterende € 0,6 mln. vrijvalt. Daarvan is ter uitvoering van de ‘motie zwemwater’ max € 0,3 mln. gereserveerd voor doelgroep zwemmen in DNH. Het overige deel vloeit terug naar de algemene middelen. Daarmee resteert een bedrag van € 0,3 mln. ter dekking van de derving van de huurinkomsten. Dat is op dit moment onvoldoende. Wij zijn op zoek naar een private partij voor de exploitatie van het doelgroepenbad. In cofinanciering met deze private partij zullen wij bekijken of het financieel haalbaar is met een gemeentelijke bijdrage van maximaal € 0,3 mln. per jaar doelgroepen- en instructiezwemmen te blijven aanbieden in DNH. De private partij moet een vergoeding betalen voor het gebruik van het gebouw en de omliggende gronden. Als de hoogte van deze vergoeding bekend is, weten wij of en zo ja, hoe hoog de derving van de huurinkomsten is. Dan kunnen wij ook bepalen of er algemene middelen nodig zijn om de derving van de huurinkomsten te repareren in de begroting. Vooralsnog benoemen wij dit als risico. Wij zullen de raad informeren over de afspraken die wij met de private partij hebben kunnen maken en de financiële gevolgen daarvan. Indien nodig stellen wij dan ook een begrotingswijziging voor. Dat geldt ook voor (mogelijke) frictie- en transitiekosten voor personeel. Afhankelijk van de afspraken met de private partij kan personeel bij DNH blijven werken of zal het overgaan naar een andere werkgever (zoals Glanerbrook). Ook daar zijn financiële gevolgen aan verbonden.

3. Overdracht pensioenen wethouders naar het ABP (eventuele aanpassing op 8 september)

Door een aanpassing in de wetgeving Appa zijn de verschillen tussen het ABP-pensioen en Appa-pensioen verdwenen. Hierdoor bestaat de kans om de overgebleven Appa pensioenen onder te brengen bij een pensioenuitvoerder (APG/ABP).

Op basis van de Visma Idella berekening per ultimo 2024 voor toekomstige pensioenen zou er wellicht op termijn € 1,82 mln. overgedragen dienen te worden richting een pensioenuitvoerder waar nog geen gelden voor gereserveerd zijn in de voorziening. De berekening is afhankelijk van de dan geldende rekenrente en het feit of de wethouders dan nog in leven zijn.

Daarnaast kunnen eventuele opbrengsten door hoger rendement op lopende polissen ingezet worden. Per ultimo 2024 is er sprake van een stille reserve van € 109.000, -.

4. Leegstand gemeentelijke panden

Leegstaande gemeentelijke panden staan vaak langer leeg dan verwacht. Dit heeft huurderving en leegstandskosten tot gevolg. Dit betreft strategische- en niet strategische panden. In de 2e programmarapportage 2025 is een voorstel uitgewerkt om de huurdervering weg te boeken. Hierdoor is dit geen kwantificeerbaar risico meer.

5. Risico’s in het kader van ICT

ICT ontwikkelt zich snel. De gemeente moet zich aanpassen aan veranderingen van grote ICT-spelers om de dienstverlening en beheersbare processen te waarborgen. Het bovenstaand risico heeft op verschillende ontwikkelingen:

Hacking en cyberaanvallen

De dreiging van hackers neemt wereldwijd toe. Grote instellingen worden vaker slachtoffer van professionele hackaanvallen. Er wordt extra ingezet op bewustwording en het versterken van beveiligingsmaatregelen om risico’s te beperken.

Controle op digitale infrastructuur en dataopslag

Gezien de Geopolitieke ontwikkelingen ontstaat de behoefte om meer controle terug te krijgen op de eigen digitale infrastructuur en dataopslag (data soevereiniteit).

Transitie naar de cloud

De transitie naar de cloud brengt aandachtspunten op het gebied van privacy, security en de benodigde kennis.

Onvoldoende doorontwikkeling van ICT

ICT is een complexe en snel ontwikkelende omgeving. De gemeente moet zich aanpassen aan de veranderingen die door grote ICT-spelers als Microsoft worden afgedwongen. Als de ICT-ontwikkeling onvoldoende doorgaat, komt de controle over ICT onder druk te staan.

Uitval van de onlinedienstverlening

De onlinedienstverlening groeit, en het is essentieel dat deze altijd beschikbaar is. Bij uitval moet de dienstverlening snel worden hersteld, zodat inwoners en ondernemers niet worden belemmerd.

6. Juridische monitor

Bij specifieke casuïstiek kunnen zich juridische procedures met dusdanig risico (maatschappelijk, politiek en financieel) voordoen dat externe juridische advisering noodzakelijk is respectievelijk financiële dekking nodig is. Dit laatste gebeurt onder geheimhouding omdat anders de juridische positie van de gemeente benadeeld kan worden. De risicoanalyse is gebaseerd op de juridische monitor. Deze monitor wordt (onder geheimhouding) periodiek ter inzage gelegd voor de gemeenteraad.

7. Toenemende kosten jeugdzorg

De zorgvraag neemt toe, waardoor de kosten per cliënt stijgen. Het Rijk stelt via het acres budget beschikbaar om de hogere loonkosten bij zorgaanbieders deels te compenseren, maar dit is waarschijnlijk niet genoeg. Daarom wordt via de regionale transformatieagenda gestuurd op minder zorggebruik, minder aanbieders en normalisering van problematiek. Ook het lokale plan van aanpak, dat in het najaar 2025 wordt voorgelegd, is bedoeld om de kostenstijging te beperken. Deze plannen richten zich onder andere op een kritische inzet van jeugdhulp en realistische zorgperspectieven. Daarnaast wordt ouderbetrokkenheid vergroot en contractmanagement versterkt, zodat zorgaanbieders beter worden gecontroleerd op kwaliteit.

8. Hogere verzilvering afgegeven zorgtoewijzingen WMO huishoudelijke hulp

Het aantal meldingen voor huishoudelijke ondersteuning is gestegen, blijkt uit cijfers van 2021-2025. De verwachting is dat de kosten in het kader van de Wmo huishoudelijke ondersteuning ook in 2025 zal stijgen naar ± € 17,75 miljoen (verzilveringsgraad ± 89%).

Door monitoring wordt dit percentage gevolgd om te bepalen of het kostenrisico uitkomt. Er ligt een nationaal wetsvoorstel klaar om vanaf 2027 de vaste eigen bijdrage in de WMO af te schaffen. Gemeenten kunnen dan een inkomens- en vermogensafhankelijke bijdrage vragen en een vergoeding bij woningaanpassingen.

9. Extramuralisering WMO en terugdringen wachtlijst GGZ

Door de vastgelopen woningmarkt is een verhuisadvies vanuit de Wmo nauwelijks nog haalbaar. Dit advies vereist dat een inwoner binnen een jaar een geschikte woning vindt. Lukt dit niet, dan moet de huidige woning alsnog aangepast worden, wat leidt tot hogere kosten.

Daarnaast stijgt het aantal commerciële wooncomplexen voor ouderen met een Wlz (Wet langdurige Zorg)-indicatie. Zij ontvangen zorg waardoor de WMO verantwoordelijk is voor hulpmiddelen en woonvoorzieningen. Door de vergrijzing nemen deze kosten verder toe.

Daarnaast signaleren we in het kader van diverse ontwikkelingen (onder andere het Integraal Zorg Akkoord) dat beoogd wordt de wachtlijsten in de GGZ terug te dringen door de hulpvragen te verplaatsen naar het voorliggend veld en de WMO.

10. Variërend aandeel Sittard-Geleen in het macrobudget gebundelde uitkering (BUIG).

De verdeling van het macrobudget voor de gebundelde uitkering (BUIG) over de gemeenten verloopt voor een belangrijk deel via een verdeelmodel. Dit verdeelmodel leidt tot een aandeel van de gemeente in het macrobudget. Dit aandeel is niet beïnvloedbaar en varieert van jaar op jaar.

De impact van een lager aandeel in het macrobudget voor de BUIG op de gemeentelijke inkomsten, dan waar in de begroting van wordt uitgegaan, is groot. Een neerwaartse bijstelling van het aandeel met 0,01 procentpunt leidt in absolute zin tot een bedrag van meer dan € 0,75 mln. aan lagere inkomsten.

Bij een aandeel dat 3,5 procentpunt lager minder gunstig is dan waar in het opportunistische scenario van wordt uitgegaan, bedraagt de impact dan ook € 2,5 mln.

Gezien het verschil in timing tussen het basisjaar voor de verdeling (t-2) en het uitvoeringsjaar betekent een daling van de BUIG niet direct dat het aantal inwoners dat aanspraak maakt op bijstand ook daalt. Dit komt doordat de data die bepalend zijn voor de verdeling van het macrobudget, vertraagd doorwerken naar het uitvoeringsjaar. Zo is de verdeling van het budget voor het uitvoeringsjaar 2026 gebaseerd op data uit 2024.

Dit betekent bijvoorbeeld dat een gunstige lokale economie in 2024 versus een minder gunstige lokale economie in 2026 in het uitvoeringsjaar 2026 kan leiden tot een lager aandeel in het macrobudget voor de BUIG enerzijds, maar tot oplopende uitgaven anderzijds doordat er door de minder gunstige conjunctuur meer inwoners zijn aangewezen op een bijstandsuitkering.

11. Regeling voor Vervroegde Uittreding (Rvu) Wet Sociale Werkvoorziening

Tot 1 januari 2026 hebben mensen met een dienstverband via de Wet Sociale Werkvoorziening de mogelijkheid om eerder te stoppen met werken. Hiervoor is in de Cao Wsw de Regeling voor Vervroegde Uittreding (Rvu) opgenomen. De Cao Wsw loopt per 1 januari 2026 af. En momenteel is er geen zicht op een nieuwe Cao met inbegrip van een Regeling voor Vervroegde Uittreding. Daardoor zijn er in 2026 meer mensen aan het werk bij het Werkbedrijf dan als de mogelijkheid bestaat om eerder te stoppen met werken. Het gebruik van de regeling zien zoals die tot 1 januari 2026 geldt, laat dit zien. Per 2026 zijn de opbrengsten van en de begeleidingsorganisatie voor het Werkbedrijf gebaseerd op dit hogere aantal.

12. Waardering aandeelvermogen Mijn Streekwarmte

De waardering van het aandelenvermogen van MSW is afhankelijk van de vermogenspositie van de dochtermaatschappijen (aanbeveling art 213 a onderzoek). Jaarlijks wordt het aandelenvermogen en de egalisatiereserve geactualiseerd. Op basis hiervan wordt een risico achtervang bepaald om de jaarlijkse fluctuaties op te vangen.

13. Ontwikkellocaties

Bij de herontwikkeling van gemeentelijk vastgoed (grond en gebouwen) zijn, volgens de kadernota Grondbeleid, de maatschappelijke ambities van onze gemeente uitgangspunt. Door (nieuw) Rijksbeleid en ontwikkelingen in de markt is het echter steeds moeilijker om projecten financieel rond te krijgen.

Daarbij zorgen toenemende klimaatrisico’s voor extra maatregelen, zoals meer groen en waterdoorlatende voorzieningen. Deze maatregelen gelden zowel voor woningbouw als voor infrastructuur.

Een extra uitdaging is dat ontwikkellocaties vaak een hoge boekwaarde hebben. Deze moet in evenwicht blijven met de opbrengstwaarde. De reserve Ontwikkellocaties wordt gebruikt om schommelingen tijdens de herontwikkeling op te vangen. Daarnaast is in het gemeentelijk weerstandsvermogen een extra vangnet opgenomen om overige risico’s te beperken.

Het college stelt in de voorliggende begroting 2026 voor om het risico jaarlijks af te bouwen met 0,5 mln. van 4 mln. naar 2 mln.

Inventarisatie van niet-kwantificeerbare risico’s.

In het weerstandsvermogen wordt 1% van het begrotingstotaal gereserveerd voor niet-kwantificeerbare risico’s. In tegenstelling tot de kwantificeerbare risico’s uit het vorige onderdeel, is het niet mogelijk om een specifieke impact of kans te berekenen voor deze risico’s. Deze risico’s kunnen betrekking hebben op onder andere het Rijksbeleid, het sociaal domein, subsidies, milieu/klimaat, woningbouw en andere domeinen.

Beschikbare weerstandscapaciteit

In onderstaande tabel 2 wordt het benodigd weerstandsvermogen berekend. Dit is de som van de kwantificeerbare risico’s en niet-kwantificeerbare risico’s. Een deel van dit bedrag wordt opgevangen door de post onvoorzien. Voor het overige deel wordt de algemene reserve risicobeheersing ingezet.

De beginstand van de algemene reserve risicobeheersing is het niveau jaarrekening 2024. Volgens de kadernota weerstandsvermogen en risicobeheersing moet de weerstandscapaciteit 100% bedragen zodat alle risico’s zijn gedekt. Indien de gerealiseerde stand te laag is, vindt er een storting van de algemene reserve naar de algemene reserve risicobeheersing plaats. Is de gerealiseerde stand te hoog, vindt er een onttrekking vanuit de algemene reserve risicobeheersing naar de algemene reserve plaats.

In 2025 is een gedeelte van het weerstandsvermogen ingezet om het risico rondom de BUIG op te vangen. Dit wordt aangeduid door de additionele onttrekking.

Uiteindelijk is de benodigde weerstandscapaciteit € 13,54 miljoen. De actualisatie bij de begroting 2026 heeft aangetoond dat er een toename is van 0,64 mln. in restrisico waardering en een afname van € 3,87 mln. in restrisico waardering. Hierdoor is in totaal een onttrekking van € 2,29 mln. nodig. Deze onttrekking komt uit de algemene reserve risicobeheersing en komt ten goede van de algemene reserve. Via het bestemmingsvoorstel bij de begroting 2026 stellen wij voor om het saldo van de algemene reserve risicobeheersing te verlagen tot het saldo van de benodigd weerstandsvermogenscapaciteit van € 13,54 mln.

Tabel 2 berekening benodigd weerstandsvermogen

bedragen x € 1 mln. Niet-kwantificeerbare risico's kwantificeerbare risico's Totaal benodigd weerstandscapaciteit

gerealiseerde stand per jaarrekening 2024

4,50

12,91

17,41

Additionele onttrekking 2025

0,00

-2,40

-2,40

Storting begroting 2026

0,00

0,64

0,64

Onttrekking begroting 2026

0,00

-2,11

-2,11

Weerstandscapaciteit begroting 2026

4,50

9,04

13,54

Onttrekking uit de algemene reserve risicobeheersing naar de algemene reserve



3,87


Opbouw algemene reserve

De algemene reserve bestaat uit drie onderdelen, een minimale buffer van 2% van het begrote totaalsaldo lasten, raadsbesluiten over mutaties in de algemene reserve en een surplus. De onderstaande grafiek geeft een teruglopend surplus weer. Dit ontstaat doordat in 2026 t/m 2028 de algemene reserve wordt aangewend voor de uitvoering van de uitvoeringsagenda. Vanaf 2026 wordt er jaarlijks 1 miljoen onttrokken uit de algemene reserve voor het volkshuisvestingsprogramma.

Grafiek 1 opbouw algemene reserve

Financiële kengetallen

De kengetallen van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) geven nadere informatie over de financiële positie van de gemeente. Deze kengetallen nemen we jaarlijks op in deze paragraaf bij de begroting en de jaarstukken. In deze jaarstukken zijn de kengetallen gebaseerd op basis van de balans in hoofdstuk 3.

Op basis van de voorliggende begroting worden de financiële kengetallen als volgt weergegeven.

Onderverdeling voor de beoordeling

Om een beeld te geven hoe de financiële positie van de gemeente Sittard-Geleen zich ontwikkelt, is gebruik gemaakt van streefwaarden. In onderstaande tabel zijn de streefwaarden weergegeven. Dit normenkader is in samenwerking met de commissie B&V tot stand gekomen. In het onderstaande overzicht wordt per financieel kengetal de signaleringswaarde weergegeven.

Netto schuldquote en de netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen

Interpretatie: hoe lager, hoe beter

De netto schuldquote geeft de verhouding weer tussen de totale schuld van de gemeente en de omvang van de baten. Het laat zien hoe zwaar de schuld drukt op de begroting. Een lage schuldquote betekent dat de gemeente relatief weinig schulden heeft ten opzichte van haar inkomsten.

Het kengetal netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen corrigeert de schuldquote voor leningen die de gemeente zelf weer heeft uitgezet (bijvoorbeeld bij verbonden partijen). Zo ontstaat een zuiverder beeld van de schulden die echt risico vormen.

De gemeente komt hiermee in de neutrale zone (90–130%). Dit betekent dat de schuldpositie op zich nog beheersbaar is, maar wel toeneemt. Dit kan de financiële flexibiliteit beperken en moet goed gevolgd worden in de komende jaren.

Solvabiliteitsratio

Interpretatie: hoe hoger, hoe beter

De solvabiliteitsratio geeft aan welk deel van de gemeentelijke bezittingen is gefinancierd met eigen vermogen. Hoe hoger dit percentage, hoe weerbaarder de gemeente is tegen financiële tegenvallers.

De gemeente zit ietwat in de risicocategorie wat betekent dat er dus een relatief lage buffer is.

Grondexploitatie

Interpretatie: hoe lager, hoe beter

Dit kengetal laat zien welk aandeel van de gemeentelijke begroting afhankelijk is van grondexploitaties (zoals de verkoop van bouwgrond). Hoe groter dit aandeel, hoe meer risico’s de gemeente loopt bij tegenvallende grondverkopen.

Dit aandeel is zeer beperkt en daalt zelfs naar onder de 1%. De gemeente loopt hierdoor nauwelijks risico vanuit de grondexploitaties. Dit is een sterke positie.

Structurele exploitatieruimte

Dit kengetal laat zien in hoeverre structurele lasten (vaste uitgaven) worden gedekt door structurele baten (vaste inkomsten). Een positief percentage betekent dat de begroting duurzaam in evenwicht is; een negatief percentage duidt op een tekort.

In 2025 was er nog een kleine positieve ruimte, maar in 2026 valt dit weg. Dat betekent dat de begroting minder robuust is en tegenvallers moeilijker kunnen worden opgevangen. Dit is een belangrijk aandachtspunt en zal de komende jaren nadrukkelijk worden gevolgd.

Onbenutte belastingcapaciteit

Dit kengetal vergelijkt de belastingdruk (vooral OZB, riool- en afvalstoffenheffing) met het landelijk gemiddelde. Een waarde van 100% betekent dat de gemeente precies op het landelijke gemiddelde zit.

De belastingdruk ligt net onder het landelijk gemiddelde. Er is dus weinig ruimte om de inkomsten via belastingen te verhogen zonder inwoners extra te belasten. Dit geeft beperkte flexibiliteit aan de inkomstenkant. Hierbij de kanttekening dat de actuele prognose van de BsGW over de WOZ0-waarden pas in oktober beschikbaar is. Deze prognose kan tot een wijziging van dit kengetal leiden.

Samenvatting

De vergelijking van de begroting 2025 met die van 2026 laat zien dat de financiële positie in grote lijnen stabiel blijft, maar met enkele aandachtspunten. De schuldquote stijgt in 2026 ten opzichte van 2025, waardoor de gemeente zich richting de neutrale zone beweegt. De solvabiliteit blijft laag, wat aangeeft dat de gemeente financieel kwetsbaar blijft bij tegenvallers. Daar staat tegenover dat de risico’s in de grondexploitatie zeer beperkt blijven en de structurele exploitatieruimte positief is. De belastingcapaciteit blijft vrijwel gelijk aan het landelijk gemiddelde.

Kortom: de begroting 2026 laat een lichte verslechtering zien ten opzichte van 2025, maar de kengetallen blijven binnen aanvaardbare bandbreedtes. Voor de jaren erna is het van belang alert te blijven op beperkte solvabiliteit.