Ga naar de inhoud van deze pagina.
Programmabegroting 2025-2028 Programmabegroting 2025-2028 Versie 1.0 (DEF)

Weerstandsvermogen / Risicobeheersing

INLEIDING

De gemeente Sittard-Geleen wil voorkomen dat (financiële) tegenvallers schadelijke gevolgen hebben voor de uitvoering van het bestaande beleid. Het weerstandsvermogen is een maatstaf om te beoordelen of de gemeente in staat is om nadelige gevolgen van risico’s op te vangen. Dit zonder dat daarbij de continuïteit van de uitvoering van taken in gevaar komt of de gemeente het beleid moet wijzigen.

HET BELEID OMTRENT RISICOMANAGEMENT

De Kadernota weerstandsvermogen en risicobeheersing geeft de methodiek en berekeningswijze van de afzonderlijke delen van het weerstands­vermogen aan, evenals de norm voor het gewenste niveau van het weerstandsvermogen. Risico's nemen is onvermijdelijk, erover communiceren ook. Het college informeert via de P&C-cyclus de raad transparant over risico’s. In deze paragraaf komen de risico's met de daar bijbehorende beheersmaatregelen en de beoordeling van het weerstandsvermogen aan bod. Dit samen geeft een totaalbeeld van de (financiële) risicopositie van de gemeente. De paragraaf weerstandsvermogen is een verplicht onderdeel van de jaarrekening en de begroting en wordt ieder half jaar geactualiseerd.

Als het risico zich voortdoet, dan gaat de dekking niet automatisch via de weerstandscapaciteit. Eerst worden alle opties geïnventariseerd en beoordeeld. Een structureel risico dat zich voordoet kan alleen incidenteel opgevangen worden uit de weerstandscapaciteit. In de daarop eerstvolgende P&C moment wordt gekeken naar een structurele oplossing. Dit is nodig om te voorkomen dat de weerstandscapaciteit onvoldoende is om de nadelige gevolgen van risico's op te vangen. De door de raad vastgestelde kaders over het weerstandvermogen en risicobeheersing zijn terug te vinden op overheid.nl:

  • Kadernota weerstandsvermogen en risicobeheersing, 2019;
  • Financiële verordening gemeente Sittard-Geleen, 2023;
  • Kadernota reserves en voorzieningen, 2019.

WEERSTANDSVERMOGEN JAARREKENING 2023

Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen niet begrote financiële gevolgen van risico's en eigen middelen. Het weerstandsvermogen is een indicator voor de robuustheid van onze begroting. Een adequaat weerstandsvermogen voorkomt dat de gemeente bij elke (substantiële) financiële tegenvaller gedwongen wordt het beleid bij te stellen. Jaarlijks rapporteren wij in de begroting en jaarrekening het weerstandsvermogen en de risico's aan de gemeenteraad. Risicomanagement is vooruitkijken en dit wordt gebaseerd op inschattingen en aannames. Daarom doen wij in deze paragraaf geen vergelijking maken tussen de begroting 2025 met begroting 2024. Deze analyse vergelijkt de vorige analyse uit de jaarrekening 2023 met de huidige stand van zaken.

BENODIGDE WEERSTANDSCAPACITEIT

De wereld verandert in snel tempo en onzekerheid is een dagelijkse realiteit geworden. Denk maar aan de stikstofcrisis, problemen met de woningbouw, strengere milieueisen voor het behalen van de klimaatdoelstellingen en armoedebestrijding. Al deze ontwikkelingen gaan hun invloed hebben op de uitvoering van het gemeentelijke beleid. Door de risico’s te kwantificeren, ontstaat vanzelf de discussie en de bewustwording over het beheersen van deze risico’s. Op die manier is het ook mogelijk om het risicoprofiel en het effect van de beheersmaatregelen door de tijd heen te monitoren.

De opbouw van de benodigd weerstandscapaciteit ziet er als volgt uit:

  • 1% van het begrotingstotaal voor de dekking van niet-kwantificeerbare risico's, en
  • kwantificeerbare risico's en een restrisico.

Als het totaalbedrag van het benodigde weerstandscapaciteit lager is dan de beschikbare weerstandscapaciteit, dan is het weerstandsvermogen voldoende om eventuele risico's op te vangen.

Figuur Bepaling weerstandsvermogen (verdere uitleg over de berekening, zie kadernota Weerstandsvermogen en risicobeheersing)

INVENTARISATIE VAN KWANTIFICEERBARE RISICO’S

Tabel kwantificeerbare risico’s en achtervang restrisico's

Benodigde weerstandscapaciteit

Programma


Risico

Impact

Kans

benodigde

weerstands-

capaciteit

Tov j

aarrek

2023



Risicoprofiel reguliere exploitatie:






1

Niet-kwantificeerbare risico's (1% begrotingstotaal)



4,00

Algemene

dekkingsmiddelen

2

Niet realiseren ombuiging ESCS locatie 2022

1,20

100%

1,20

0. Bestuur en ondersteuning

3

Overdracht pensioenen wethouders naar ABP

1,26

65%

0,82


4

Leegstand gemeentelijke panden

0,29

35%

0,10


5

Risico's in kader van ICT

2,70

35% / 65%

1,73


6

Juridische monitor

0,41

35%

0,14

6. Sociaal Domein

7

Toenemende kosten gebruik jeugdzorg

1,00

65%

0,65


8

Hogere verzilvering afgegeven zorgtoewijzingen WMO

1,15

65%

0,75


9

Extramuralisering WMO

0,00

65%

0,00


10

Variërend aandeel SG in macrobudget gebundelde uitkering (BUIG)

2,16

65%

1,41

7. Gezondheid en milieu

11

Kasstromen project Het Groene Net

0,00

35%

0,00


12

Waardering aandelen Mijnstreek Warmte

1,60

35%

0,56

8. Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en stedelijke vernieuwing

13


Stagnerende nieuwbouw-, renovatie- en verduurzamingsprojecten

0,00

65%

0,00


14

Ontwikkellocaties



4,00



Benodigde weerstandscapaciteit 2025



15,36




mutaties 2026







geen mutaties



0,00




Benodigde weerstandscapaciteit 2026



15,36




mutaties 2027







geen mutaties



0,00




Benodigde weerstandscapaciteit 2027



15,36




mutaties 2028







geen mutaties



0,00




Benodigde weerstandscapaciteit 2028



15,36



1. Niet-kwantificeerbare risico’s (1% begrotingstotaal)

Het is niet eenvoudig een risico te kwantificeren, dit komt door het ontbreken van aannames. Voor deze niet-kwantificeerbare risico’s hebben we een achtervang van € 4 mln. gecreëerd. Dit normbedrag is gebaseerd op ca. 1% van het begrotingstotaal.

2. Ombuiging vermarkten ESCS-locatie

Aan de ontwikkeling op de ESCS-locatie inclusief de Nieuwe Hateboer is een structureel bedrag van € 1,2 mln. per jaar gekoppeld. Via een uitgebreid participatieproces is, samen met de omgeving, een natuur- en landschapsvisie gemaakt. In 2023 tot en met 2025 wordt deze taakstelling niet gerealiseerd, De belangrijkste reden is dat zwembad de Nieuwe Hateboer openblijft tijdens de vernieuwbouw van Glanerbrook. We gaan ervan uit dat vanaf 2026 de exploitatie dit zwembad niet meer bij de gemeente ligt en daarmee de taakstelling vanaf 2026 gerealiseerd wordt. In de tussenliggende jaren dekken we deze taakstelling af uit onze algemene reserve risicobeheersing.

3. Overdracht pensioenen wethouders naar het ABP

Door een aanpassing in de wetgeving Appa zijn de laatste inhoudelijke verschillen tussen het ABP-pensioen voor overheidswerknemers en het appa-pensioen voor politieke ambtsdragers (wethouders) verdwenen. Hierdoor wordt de kans om de Appa pensioenen straks bij een pensioenuitvoerder (APG/ABP) onder te brengen reëler. Het doel is om de invoering van het nieuwe pensioenstelsel uiterlijk per 1/1/2027 te effectueren. Tot op heden zijn veel relevante factoren en rekenregels nog niet beschikbaar. Voor alle pensioenopbouw vanaf 2012 zijn de benodigde gelden op basis van een actuariële berekening van APG gestort in de voorziening pensioenverzekering gewezen wethouders (0500700).

Op basis van de APG-berekening per ultimo 2023 voor toekomstige pensioenen met betrekking tot een opbouw van voor 2012 en reeds ingegane pensioenen voor 2012 waarvoor wij reeds een NN- of ASR-uitkering hebben ontvangen (of nog gaan ontvangen) zou er wellicht op termijn € 1,26 mln. overgedragen dienen te worden richting een pensioenuitvoerder waar nog geen gelden voor gereserveerd zijn in de voorziening. De berekening is afhankelijk van de dan geldende rekenrente en het feit of de wethouders dan nog in leven zijn.

Daarnaast zouden de opbrengsten van de lopende ASR-polissen ook een hoger rendement kunnen opleveren waardoor deze eventuele overwaarde gebruikt kan worden ter dekking van onderstaand “tekort”. Per ultimo 2023 is er sprake van een stille reserve van € 48.385.

4. Leegstand gemeentelijke panden

Leegstaande gemeentelijke panden staan vaak langer leeg dan verwacht. Dit heeft huurderving en leegstandskosten tot gevolg. Dit betreft strategische- en niet strategische panden.

5. Uitvallen dienstverlening en andere ICT-ontwikkelingen

ICT ontwikkelt zich in een zeer rap tempo. Ontwikkelingen gaan dusdanig snel dat ze lastig en ook nog tijdig zijn te volgen. Willen we de dienstverlening op orde houden, een aantrekkelijke werkgever zijn voor jonge medewerkers en beheersbare digitale processen, dan zal de gemeente mee moeten bewegen op de beweging van binnen naar buiten die door grote spelers in de ICT-markt wordt afgedwongen. Het bovenstaand risico heeft op verschillende ontwikkelingen:

  • Steeds meer ICT-systemen gaan via de cloud. Deze verandering brengt niet alleen aandachtspunten op het gebied van privacy en security met zich mee, maar zorgt er tevens voor dat de complexiteit van beheer van in principe meerdere infrastructuren de komende jaren zal toenemen.
  • - Uitval van de onlinedienstverlening, dit risico zal in de toekomst toenemen omdat de digitale dienstverlening ook toeneemt.
  • - Ontwikkelingen gaan dusdanig snel dat ze lastig en ook nog tijdig zijn te volgen. Vooral in een complexe omgeving. De gemeente Sittard-Geleen zal mee moeten bewegen op de beweging van binnen naar buiten die door partijen als Microsoft en andere grote spelers in de ICT-markt wordt afgedwongen. Daarnaast stimuleert de VNG (beleidsplan) om aan te sluiten bij landelijke ontwikkelingen zoals Common Ground. De snelle ontwikkeling van dit vakgebied leidt ook tot steeds meer een mismatch met de arbeidsmarkt. De ICT is veruit de krapste beroepsgroep in Nederland.
  • - Ook zien we een wereldwijde professionalisering van het hackers gilde. Grote instellingen en bedrijven worden steeds vaker het slachtoffer van hackoperaties die zeer professioneel wordt uitgevoerd.

De beheersmaatregelen die tot nu toe zijn genomen hebben betrekking op het maken van analyses van de problematiek binnen de gemeente, werken aan de bewustwording van medewerkers als het gaat om hacking en andere ICT-ontwikkelingen en verder is de capaciteit op gebied van ICT uitgebreid.

6. Juridische procedures

Bij specifieke casuïstiek kunnen zich juridische procedures met dusdanig risico (maatschappelijk, politiek en financieel) voordoen dat externe juridische advisering noodzakelijk is respectievelijk financiële dekking nodig is. Dit laatste gebeurt onder geheimhouding omdat anders de juridische positie van de gemeente benadeeld kan worden. De risicoanalyse is gebaseerd op de juridische monitor. Deze monitor wordt (onder geheimhouding) periodiek ter inzage gelegd voor de commissie B en V.

7. Toenemende kosten jeugdzorg

Er is een verzwaring van de zorgvraag zichtbaar waardoor de kosten per unieke cliënt toenemen. Vanuit het rijk is structureel extra budget toegekend voor het opvangen van een gedeelte van de tariefstijging vanwege de hogere loonkosten bij de zorgaanbieders, de verwachting is dat dit niet toereikend is om alle extra kosten te dekken. Om dit risico te verminderen wordt door middel van de regionale transformatieagenda gestuurd op het gebruik van de jeugdzorg, de beperking van het aantal aanbieders en het sturen op normalisering van de problematieken zal een bijdrage leveren aan de beperking van de kosten die met de jeugdzorg gepaard gaan. Ook het lokaal opgestelde plan van aanpak draagt bij aan een beperking van de kostenstijging. Dit plan is gericht op alle toegangen van jeugdhulp (gemeente, artsen en gecertificeerde instellingen) met het doel het versterken van het bewustzijn bij deze toegangen om kritisch te zijn op de inzet van jeugdhulp in combinatie met een realistisch perspectief van de zorg. Daarnaast wordt de betrokkenheid van ouders vergroot richting de te leveren kwaliteit van de zorg en wordt contractmanagement versterkt en zorgaanbieders kritischer bevraagd op hun geleverde kwaliteit.

8. Hogere verzilvering afgegeven zorgtoewijzingen WMO huishoudelijke hulp

De aantallen meldingen voor huishoudelijke ondersteuning is toegenomen, zo blijkt uit de historische gegevens (de maximale verplichtingen versus realisatie) van 2021, 2022, 2023 en 2024. En de begrote verzilveringspercentage in 2023 is 91,1 % hetgeen toegenomen is ten opzichte van 2022 (gemiddeld ± 86,6 %). De verwachting is dat de kosten in het kader van de Wmo huishoudelijke ondersteuning ook in 2024 zal stijgen naar ± € 15,7 miljoen (verzilveringsgraad ± 89%).

Via de monitoring wordt periodiek het verzilveringspercentage berekend en op basis van de uitkomsten wordt bepaald of dit risico gerealiseerd gaat worden. Er ligt bij het Rijk een wetsvoorstel in (concept) klaar om ingaande 2026 de huidige vaste eigen bijdrage (abonnementstarief) in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 af te schaffen en gemeenten de mogelijkheid te geven om een inkomens- en vermogensafhankelijke bijdrage (ivb) te vragen voor maatwerkvoorzieningen. Daarnaast mogen gemeenten een vergoeding vragen als de waarde van een woning stijgt door een woningaanpassing.

9. Extramuralisering WMO

Wegens het dichtslibben van de woningmarkt is het bijna niet meer mogelijk om vanuit de Wmo een verhuisadvies af te geven in plaats van woningaanpassingen te realiseren. Een verhuisadvies betekent namelijk dat de inwoner binnen 1 jaar ook daadwerkelijk een andere wél adequate woning moet kunnen betrekken. Als dit niet reëel is, dient de Wmo de niet adequate woning alsnog aan te passen. Dit leidt tot hogere kosten in onder andere de woningaanpassingen.

Er wordt in nauwe samenwerking met de woningcorporaties in kaart gebracht welke woningen in aanmerking komen voor de zorg cliënten die in aanmerking komen voor een woningaanpassing. Deze cliënten hebben voorrang bij het toekennen van een woning.

Daarnaast signaleren we ook dat het aantal commerciële wooncomplexen voor ouderen met een Wlz indicatie toe is genomen, zij verzilveren hun indicatie middels een Volledig Pakket Thuis (Vpt) of een Modulair pakket Thuis (Mpt). Dit maakt dat de Wmo verantwoordelijk is voor de hulpmiddelen en roerende woonvoorzieningen in deze complexen. Dit samen met de dubbele vergrijzing (in Zuid-Limburg) en het feit dat deze in de toekomst verder toeneemt zal dit gevolgen hebben op onze kosten in het kader van de woningaanpassingen maar ook op de kosten voor roerende woonvoorzieningen en overige voorzieningen (/hulpmiddelen).

10. Variërend aandeel Sittard-Geleen in het macrobudget gebundelde uitkering (BUIG).

De verdeling van het macrobudget voor de gebundelde uitkering (BUIG) over de gemeenten verloopt voor een belangrijk deel via een verdeelmodel. Dit verdeelmodel leidt tot een aandeel van de gemeente in het macrobudget. Dit aandeel is niet beïnvloedbaar en varieert van jaar op jaar.

De impact van een lager aandeel in het macrobudget voor de BUIG op de gemeentelijke inkomsten, dan waar in het opportunistische scenario van wordt uitgegaan, is groot. Een neerwaartse bijstelling van het aandeel met 0,01 procentpunt leidt in absolute zin tot een bedrag van meer dan € 0,75 mln. aan lagere inkomsten. Bij een aandeel dat 3,5 procentpunt lager minder gunstig is dan waar in het opportunistische scenario van wordt uitgegaan, bedraagt de impact dan ook € 2,5 mln.

Gezien het verschil in timing tussen het basisjaar voor de verdeling (t-2) en het uitvoeringsjaar betekent een daling van de BUIG niet direct dat het aantal inwoners dat aanspraak maakt op bijstand ook daalt. Dit komt doordat de data die bepalend zijn voor de verdeling van het macrobudget, vertraagd doorwerken naar het uitvoeringsjaar. Zo is de verdeling van het budget voor het uitvoeringsjaar 2025 gebaseerd op data uit 2023. Dit betekent bijvoorbeeld dat een gunstige lokale economie in 2023 versus een minder gunstige lokale economie in 2025 in het uitvoeringsjaar 2025 kan leiden tot een lager aandeel in het macrobudget voor de BUIG enerzijds, maar tot oplopende uitgaven anderzijds doordat er door de minder gunstige conjunctuur meer inwoners zijn aangewezen op een bijstandsuitkering.

11. Kasstromen Het Groene Net

Het groot project Het Groene Net wordt niet meer uitgebreid. Daardoor is er geen risico meer aanwezig omtrent de kasstromen van dit project. Hierdoor wordt het risico opgenomen in het weerstandsvermogen op € 0,- gezet.

12. Waardering aandeelvermogen Mijn Streekwarmte

De waardering van het aandelenvermogen van MSW is afhankelijk van de vermogenspositie van de dochtermaatschappijen (aanbeveling art 213 a onderzoek). Jaarlijks wordt het aandelenvermogen geactualiseerd.

13. Stagnerende nieuwbouwprojecten

Dit risico komt te vervallen en wordt opgenomen in het nieuwe, overkoepelende risico rondom ontwikkellocaties.

14. Ontwikkellocaties

Bij het vaststellen van de jaarrekening 2023 heeft de gemeenteraad het besluit genomen om een bedrag van € 4 mln. op te nemen in het weerstandsvermogen. Dit bedrag is voor het overkoepelende risico omtrent de ontwikkellocaties. De gemeente is met prioriteit bezig met de herontwikkeling van leegkomend gemeentelijk vastgoed en ontwikkellocaties. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de maatschappelijk doelen. Het risico betreft het steeds moeilijker worden om deze maatschappelijke ontwikkelingen financieel rond te krijgen, zonder een onrendabele top voor de gemeente, door landelijke (stikstofbeleid) - en marktontwikkelingen (prijsstijgingen).

INVENTARISATIE VAN NIET-KWANTIFICEERBARE RISICO’S

Onderstaande risico’s zijn niet individueel kwantificeerbaar. In de benodigde weerstandscapaciteit wordt dit vertaald in een restrisico ter hoogte van 1% van het begrotingstotaal.

Rijksbeleid algemeen

Het Rijksbeleid blijft een belangrijke risicofactor. De nieuwe taken vanuit het rijk naar gemeenten gaan vaak gepaard met budgettaire kortingen en/of overheveling van risico’s (bijv. open-eind regelingen). Ook hebben wetswijzigingen vaak aanzienlijke gevolgen voor het gemeentelijke takenpakket. Ofschoon de budgettaire consequenties meestal worden afgedekt via het gemeentefonds of een doeluitkering, blijft vaak na invoering van een wijziging onduidelijk of en in welke mate deze compensatie toereikend is.

Algemene uitkering gemeentefonds

Er zijn zes risico's met betrekking tot het Gemeentefonds, het risico dat:

  1. het Rijk bezuinigt op het Gemeentefonds;
  2. aanpassing van het verdeelmodel, het nieuwe verdeelmodel van 2023 wordt in 2027 geëvalueerd;
  3. de bestaande verdelingsmaatstaven zich anders ontwikkelen dan geraamd;
  4. Het macro BCF-declaratiebedrag het plafond overschrijdt en het verschil uit het gemeentefonds wordt genomen.
  5. Overheveling van de SPUKS naar de algemene uitkering met een efficiencykorting 10%
  6. De mate waarin loon- en prijsontwikkeling voldoende worden gecompenseerd.

Deze risico’s komen ter uitdrukking bij het analyseren van de gemeentefondscirculaires die minimaal drie keer per jaar worden gepubliceerd. (mei, september en december).

Verbonden partijen

Van een verbonden partij is sprake als de gemeente een bestuurlijk én financieel belang heeft in een privaatrechtelijke (BV/NV) of publiekrechtelijke (gemeenteschappelijke regeling) organisatie. Naast voordelen brengt een verbonden partij ook risico’s met zich mee. Het algemene risico is dat een meerderheid van de deelnemers een besluit kan nemen dat afwijkt van een standpunt van de afzonderlijke deelnemer. Daarnaast is er de afhankelijkheidsrelatie met de verbonden partij, de deelnemer is voor de uitvoering van haar beleid afhankelijk van de verbonden partij. Ook loopt een individuele deelnemer specifieke risico’s. Te denken valt aan de kosten bij uittreding van een van de deelnemers en het collectief verantwoordelijkheid dragen bij verlies.

In de gemeenschappelijke regeling wordt opgenomen hoe de algemene reserve en de voorzieningen worden gevormd overeenkomstig het door het Algemeen Bestuur vastgestelde beleid. Gemeenschappelijke regelingen bouwen een eigen weerstandsvermogen op. Mocht er een te kort ontstaan op het weerstandsvermogen van een gemeenschappelijke regeling, kunnen de deelnemende gemeenten hierop aangesproken worden. De mogelijke verliesbijdrage worden naar rato van inwonersaantallen door de gemeenten gedragen.

Dit risico komt voor bij gemeenschappelijke regeling GGD. Het weerstandvermogen van de onderdelen GGD, JGZ en Veilig Thuis is (al jaren) te laag en over 2022 als ruim onvoldoende te classificeren. De algemene reserve van de GGD, JGZ, de Acute Zorg en Veilig Thuis zijn strikt gescheiden waardoor het niet reëel is om het weerstandsvermogen als geheel te waarderen. De deelnemende gemeenten hebben gekozen om in principe geen weerstandsvermogen op te bouwen bij de GGD. De weerstandcapaciteit in 2023 is -/- € 167.000 voor de GR GGD ZL. Sittard-Geleen heeft een aandeel van ongeveer 15,5% op basis van inwoneraantallen in de betreffende verdeelsleutel.

Voor overige risico’s met betrekking tot verbonden partijen wordt verwezen naar paragraaf Verbonden partijen.

Externe middelenverwerving

Bij het verkrijgen van subsidies bij Europese/landelijke of provinciale overheid is veelal sprake van een co-financieringsconstruct, terwijl wellicht deze middelen in onze begroting niet beschikbaar zijn. Bij langjarige subsidierelaties is het veelal niet mogelijk per ommegaande de relatie te beëindigen c.q. structurele ombuigingen door te voeren.

Subsidietrajecten

Subsidietrajecten worden onder andere gekenmerkt door lange doorlooptijden en vaak ingewikkelde en zeer gedetailleerde procedures en regelgeving. Tijdens alle fasen van een subsidietraject, met name van de Europese subsidietrajecten, is het zaak om de procedures nauwlettend te bewaken en te zorgen voor tijdige afstemming inzake wijzigingen in het traject en voor tijdige informatieverstrekking, veelal door middel van periodieke rapportages. Daar waar subsidies worden aangevraagd ten gunste van derden (bijvoorbeeld projectontwikkelaars) worden risico’s inzake de subsidiehonorering bij de uiteindelijke begunstigde gelegd door middel van overeenkomsten. Met name regelgeving en procedures en de vele controlemomenten binnen de procedures leiden ertoe dat aan elk subsidietraject een risicoprofiel verbonden is. Met behulp van een intern subsidiecontrole-instrument en frequent overleg met subsidieverstrekkers gedurende de loop van het hele traject wordt getracht de risico’s ten aanzien van subsidies te minimaliseren.

Nationale Hypotheek Garantie

Een bijzondere garantie waar gemeenten mee geconfronteerd worden is de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Voor eventuele aanspraken hierop is een fonds in het leven geroepen. Echter bij aanhoudende druk op de huizenmarkt, kan een situatie ontstaan dat het fonds niet toereikend blijkt om de garanties te betalen. In dat geval zijn de individuele gemeenten aansprakelijk. Op dit moment zijn er geen signalen dat het fonds niet toereikend zou zijn.

Stikstof

De uitstoot van stikstof en de depositie hiervan op Natura 2000 gebieden is een belangrijk aandachtspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen. De Aerius-berekeningsmethodiek en het vervallen van de bouwvrijstelling hebben echter geleid tot bezorgdheid bij planners en ontwikkelaars. Deze berekening houdt sinds kort niet alleen rekening met de stikstofuitstoot tijdens de gebruiksfase maar met het vervallen van de bouwvrijstelling ook met de stikstofuitstoot tijdens de bouwfase.

Dit kan problemen veroorzaken voor o.a. ontwikkelingsprojecten die voorheen niet leiden tot een ontoelaatbare stikstofdepositie op de Natura 2000 gebieden omdat de totale stikstofdepositie nu hoger kan uitvallen dan eerder werd berekend. Ontwikkelaars zullen nu mogelijk extra maatregelen moeten treffen om de stikstofuitstoot te verminderen of te compenseren, waardoor de kosten van projecten kunnen stijgen en de voortgang ervan kan worden vertraagd. In sommige gevallen kan dit leiden tot de onmogelijkheid om de ontwikkeling te realiseren of een activiteit uit te voeren.

Het is daarom belangrijk dat alle partijen die betrokken zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen zich bewust zijn van de mogelijke stikstofrisico's en zo mogelijk tijdig de juiste maatregelen treffen om de uitstoot en de depositie te verminderen of te compenseren. En om in ieder geval de uitstoot van stikstof tijdig te inventariseren en de risico’s in beeld te brengen. Dit kan helpen om problemen te voorkomen en ervoor te zorgen dat projecten op een duurzame en verantwoorde manier worden ontwikkeld en uitgevoerd.

Arbeidsmarktkrapte en overspannen markt

Er heerst krapte op de Nederlandse arbeidsmarkt en de markt is overspannen. De effecten hiervan worden binnen alle onderdelen van de ambtelijke organisatie en uit te voeren gemeentelijke taken gevoeld. Bij voorbeeld bij de uitvoering van het beheer en onderhoud van de openbare ruimte en grote projecten loopt het wegzetten van werkzaamheden vertraging op doordat de markt overspannen is. Voor uitbreiding van werkzaamheden en contracten zijn nieuwe aanbestedingen nodig. Doordat de markt overspannen is, duren deze trajecten langer. Daarnaast is er een tekort aan deskundig personeel om in te huren. Om het risico te verminderen gaan we de werkzaamheden spreiden, scenario's uitwerken en risico gestuurd beheer uitvoeren.

De krapte op de arbeidsmarkt en het vinden van gekwalificeerd personeel kan ook leiden tot vertragingen bij inspectie, renovatie of onderhoud van maatschappelijk vastgoed. Dit kan leiden tot extra kosten en mogelijk inkomstenverlies.

Omgevingswet

De invoering van de Omgevingswet heeft binnen de afdeling Vergunningen geleid tot een aantal veranderingen die diverse risico’s met zich meebrengen. Een van de grootste onzekerheden betreft het aantal vergunningaanvragen dat te verwachten valt. De introductie van de nieuwe wet zorgt ervoor dat de omvang en aard van aanvragen moeilijk te voorspellen zijn, wat directe gevolgen heeft voor de planning en capaciteit. Daarnaast is er sprake van toenemende complexiteit in de aanvragen. Waar voorheen veel aanvragen gestandaardiseerd waren, zien we nu dat er vaker sprake is van maatwerk en dat de juridische en technische eisen van aanvragen zijn toegenomen. Deze complexiteit vereist meer tijd per aanvraag en stelt hogere eisen aan de expertise van onze medewerkers. Een bijkomende uitdaging is dat het team, ondanks hun inzet, relatief onervaren is in het werken met de nieuwe procedures en wetgeving. Dit leidt in de praktijk tot een langere leercurve, wat van invloed is op de snelheid en kwaliteit van de afhandeling.

Verder is het van belang te benoemen dat de processen en werkwijzen nog volop in ontwikkeling zijn. De implementatie van nieuwe procedures en het optimaliseren van bestaande werkprocessen vergt tijd en aandacht, wat tijdelijke vertragingen en inefficiënties met zich mee kan brengen.

Tot slot heerst er onzekerheid rondom de legesinkomsten. Omdat het aantal en de complexiteit van de aanvragen onvoorspelbaar zijn, blijft ook de financiële impact onzeker. Dit bemoeilijkt een stabiele financiële planning voor de komende periode.

Samenvattend brengen de veranderingen door de invoering van de Omgevingswet verschillende risico’s met zich mee, die nauwlettend in de gaten worden gehouden om onze dienstverlening op het gewenste niveau te kunnen waarborgen.

Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb)

De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) heeft als doel om de kwaliteit van de bouw in Nederland te verbeteren. De Wkb is per 1 januari 2024 in werking getreden. Op dit moment is het nog steeds onduidelijk welke gevolgen de Wkb daadwerkelijk heeft voor onze organisatie. Deels vallen namelijk taken weg en komen er (extra) nieuwe taken bij. Deze ‘nieuwe taakinvulling’ vraagt om een competentie- en cultuurverandering waar we de komende jaren in moeten groeien en in moeten investeren, zowel in capaciteit (fte) als in middelen (o.a. opleidingsplannen). Er wordt de komende tijd gekeken wat de effecten van de Wkb zijn voor de gemeente. Dit kan namelijk invloed hebben op de uitvoeringskracht van de organisatie. Op dit moment zijn er nog te weinig voorbeelden om goed in te kunnen schatten wat de impact nu daadwerkelijk is. Wat we nu wel al weten is dat er landelijk een tekort is aan kwaliteitsborgers om de wet goed uit te kunnen voeren. Ook hebben gemeenten nog geen eenduidige procedures. Deze onduidelijkheid heeft indirect gevolgen voor gemeenten op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). De verwachting is dat pas (in beperkte mate) in de loop van 2025 duidelijk wordt welke gevolgen er zijn.

Aanscherpen indicatiecriteria GGZ-Wlz heeft gevolgen voor de Wmo-begeleiding en beschermd wonen

In 2023 is de Tweede kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen ggz in Wet langdurige zorg. Zoals bekend is per 1 januari 2021 de Wlz opengesteld voor de doelgroep ggz. Dit heeft positieve gevolgen gehad voor een groep mensen, maar gaat ook gepaard met onvoorziene en onbedoelde effecten. Na 2 jaar blijkt de instroom van mensen die vanwege een psychische stoornis toegang zou krijgen tot de Wlz blijkt de zorg twee keer zo groot te zijn dan eerder werd verwacht. De instroom van mensen met een psychische stoornis in de Wlz bestaat met name uit mensen die eerder ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) kregen. Deze grotere verschuiving van ondersteuning en beschermd wonen vanuit de Wmo naar zeer intensieve zorg in de Wlz is een opvallende ontwikkeling. Deze verschuiving sluit niet aan bij de breed gedragen visie dat de meeste mensen met een psychische aandoening gebaat zijn bij herstelgerichte zorg en ondersteuning die zo dicht mogelijk bij de eigen leefomgeving geboden wordt.

Om die reden heeft het Rijk besloten de indicatiecriteria GGZ-Wlz aan te scherpen, hetgeen consequenties heeft voor de kosten van de Wmo – ambulante begeleiding en Beschermd wonen – Beschermd thuis. Deze kosten zullen naar de toekomst toe stijgen.

Safehouses

‘Safehouses’ zijn een nieuw en groeiend antwoord binnen de Wmo. Het grootste deel van deze voorzieningen is gestart in de afgelopen 5 jaar, verspreid over Nederland. De beweging naar Beschermd Thuis (minder klinisch) en het inkorten van behandeltrajecten ligt hier mede aan ten grondslag. Ook onze regio krijgt te maken met deze vorm van Wmo – Beschermd wonen. Op dit moment wordt voor deze vorm van Beschermd wonen per aanvraag een opdracht verstrekt (op basis van maatwerk) aan een aanbieder. De gemeenten (zijnde de gemeenten Sittard-Geleen, Beek en Stein) hebben de wens uitgesproken dit anders te willen organiseren. Om dit mogelijk te maken zijn verschillende opties verkend via een marktverkenning. De verkenning heeft nog niet geresulteerd in een advies. Er dient nog een verdiepende verkenning plaats te vinden.

Woningaanpassingen en vervoersvoorzieningen

De versnelde afbouw verpleeghuisbedden waardoor mensen langer thuis blijven wonen heeft gevolgen voor het aantal aanvragen voor woningaanpassingen en vervoersvoorzieningen. Daarnaast constateren we dat de prijzen in het kader van de woonvoorzieningen onroerend sterk zijn gestegen als gevolg van de hoge materiaalkosten en hoge werknemerslasten bij de leveranciers. Dit geldt eveneens voor woonunits. Ook zien we binnen onze gemeente een toename van het aantal woon-zorgwoningen voor inwoners met een Wlz indicatie die deze indicatie verzilveren via een volledig pakket thuis (vpt) of een modulair pakket thuis (mpt), waardoor er groot beroep gedaan wordt op deze Wmo voorzieningen.

Aanbesteding hulpmiddelen

Wereldwijd zien we de grondstoffen kosten stijgen. De stijging van deze kosten hebben ook gevolgen voor Wmo en de aanbesteding hulpmiddelen. De consequenties van de gesignaleerde stijging van de grondstoffen is nog onduidelijk, omdat de aanbesteding zich in de afronden fase bevindt.

Scootmobielen en brandveiligheid

Met de invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2024 zijn aan het hoofdstuk ‘Gebruik van bouwwerken van het Besluit bouwwerken leefomgeving’ twee artikelen toegevoegd die concrete eisen stellen aan de brandveiligheid (het gebruik van vluchtroutes in een gemeenschappelijke verkeersruimte in woongebouwen). Op dit moment wordt onderzocht wat de gevolgen van deze wijziging betekend voor Wmo.

Bedrijfsvoeringsprobleem aanbieders jeugdzorg.

De gemeenten in de Limburgse jeugdregio’s zien zich door de problemen bij XONAR, de Mutsaersstichting en mogelijk ook andere aanbieders geconfronteerd met een breder probleem dat individuele jeugdzorgaanbieders overstijgt en daarmee ook de aanpak volgens het draaiboek continuïteit jeugdhulp. Dit richt zich immers op de oplossing van knelpunten bij individuele zorgaanbieders.

De gemeenten maken zich grote zorgen over de consequenties voor de inrichting van het zorglandschap. In de specifieke context van grote delen van Limburg speelt daarnaast dat er nauwelijks of geen gebruik kan worden gemaakt van het zorgaanbod in de aangrenzende regio’s vanwege de geografische begrenzing.

De jeugdzorgaanbieders zijn onafhankelijk en hebben vrijheid in het nemen van bedrijfsmatige beslissingen. Als deze beslissingen mede leiden tot de continuïteitsproblemen, zoals wij nu zien bij XONAR en Mutsaersstichting, dan wordt de jeugdregio gevraagd financieel bij te springen als het gaat om een aanbieder die cruciale jeugdhulp biedt. Zeker voor de jeugdregio’s in Limburg geldt dat door de geografische ligging de mogelijkheid van het inzetten van andere aanbieders, op korte termijn, beperkt is. Er is daardoor een ongelijk speelveld tussen aanbieders en jeugdregio’s.

De gemeenteraden in Zuid-Limburg hebben onlangs € 8 mln. financiële steun moeten verlenen aan XONAR. Van de gemeenteraden kan niet worden verwacht dat iedere keer als een zorgaanbieder in de problemen komt publieke middelen worden ingezet voor de financiering van een herstelplan. Wij hebben het ministerie daarom tijdens het bestuurlijk overleg laten weten dat de Zuid-Limburgse gemeenten niet (nogmaals) aangeslagen willen worden voor financiële steun aan een zorgaanbieder, in dit geval Mutsaersstichting.

Consequenties hervormingsagenda jeugd

De Hervormingsagenda Jeugd heeft 2 doelen, die nadrukkelijk aan elkaar zijn gekoppeld:

  1. Betere en tijdige zorg en ondersteuning, op de juiste plek en wanneer dit nodig is.
  2. Een beheersbaar en daarmee duurzaam financieel houdbaar stelsel.

Deze inhoudelijke doelstellingen laten zien dat de agenda een transformatiedoelstelling heeft; een inhoudelijke vernieuwing die de kwaliteit van de jeugdzorg verhoogt. In de Hervormingsagenda worden deze doelstellingen uitgewerkt en moet leiden tot een landelijke besparing van 1 miljard euro. Er zal een maatschappelijke dialoog gevoerd moeten worden waarin duidelijkheid gegeven wordt wat jeugdhulp precies inhoudt en wat binnen de huidige wettelijke kaders onder de jeugdhulp moet vallen en wat niet. Ook zal meer nadruk moeten komen op een integrale aanpak. Wanneer jeugdhulp het gevolg is van volwassenenproblematiek, dient deze als eerste te worden aangepakt. De oplossing ligt dan niet alleen bij de inzet van jeugdhulp.

Er zal structureel worden geïnvesteerd in de (landelijke) kwaliteit en effectiviteit van jeugdhulp. Ook komt er een aanpassing van de Jeugdwet, waardoor duidelijker wordt waarvoor kinderen en ouders hulp kunnen krijgen. Gemeenten worden verplicht bepaalde specialistische zorg regionaal in te kopen om beschikbaarheid en continuïteit van zorg beter te organiseren. Er zal minder papierwerk en administratie nodig zijn, zodat medewerkers daar zo min mogelijk tijd aan kwijt zijn. Ook zullen lokale toegangen worden versterkt (stevige lokale teams) en moet betere samenwerking met bijvoorbeeld het onderwijs ervoor zorgen dat kinderen en jongeren meer met collectieve voorzieningen (preventieve zorg) worden ondersteund en minder vanuit de individuele voorzieningen. Daarnaast wordt ernaar gestreefd de uithuisplaatsingen zoveel mogelijk te voorkomen en/of terug te dringen (residentiële jeugdhulp).

Sommige van de genoemde maatregelen in de hervormingsagenda zijn reeds gerealiseerd door onze gemeente. Afwachtende de duidelijkheid over de aanpassing van de Jeugdwet, de reikwijdte, de regionalisering en standaardisatie zal in 2024 gewerkt worden aan een plan waarin we inzichtelijk maken welke maatregelen reeds gerealiseerd zijn en welke we voornemens zijn te realiseren. En wat de benodigde investeringsruimte is om de beoogde maatregel(en) te realiseren.

BESCHIKBARE WEERSTANDSCAPACITEIT

In onderstaande tabel 2 wordt het benodigd weerstandsvermogen berekend. Dit is de som van de kwantificeerbare risico’s en niet-kwantificeerbare risico’s. Een deel van dit bedrag wordt opgevangen door de post onvoorzien. Voor het overige deel wordt de algemene reserve risicobeheersing ingezet.

De beginstand van de algemene reserve risicobeheersing is het niveau per jaarrekening 2023. Volgens de kadernota weerstandsvermogen en risicobeheersing moet de weerstandscapaciteit 100% bedragen zodat alle risico’s zijn gedekt. Indien de gerealiseerde stand te laag is, vindt er een storting van de algemene reserve naar de algemene reserve risicobeheersing plaats. Is de gerealiseerde stand te hoog, vindt er een onttrekking vanuit de algemene reserve risicobeheersing naar de algemene reserve plaats.

Bij de jaarrekening 2023 wordt de inventarisatie van de risico’s voor 2024 uit de begroting 2024 geactualiseerd. Dit leidt tot de beginstand voor het weerstandsvermogen van de begroting 2025. Vervolgens wordt de inventarisatie van risico’s geactualiseerd. Doordat de risico’s kunnen wijzigen, is het mogelijk dat een additionele storting in of onttrekking uit de algemene reserve risicobeheersing nodig is om ervoor te zorgen dat de weerstandscapaciteit 100% is. Dit wordt gerepresenteerd door nummers 2 en 3. Nummer 2 betekent een storting aan/verhoging van de algemene reserve risicobeheersing omdat een risico is toegevoegd of een bestaand risico is hoger gekwantificeerd. Nummer 3 betekent een onttrekking uit/verlaging van de algemene reserve risicobeheersing omdat een risico niet meer aanwezig is of een bestaand risico lager is gekwantificeerd.

Uiteindelijk is de benodigde weerstandscapaciteit € 15,36 miljoen. In totaal is daarvoor een storting van € 2,96 mln. nodig. Bij de vaststelling van de jaarrekening 2023 is besloten om direct € 4 mln. toe te voegen aan het weerstandsvermogen om risico’s omtrent de ontwikkellocaties op te vangen (nummer 1). Daardoor stijgt het weerstandscapaciteit direct van € 12,40 mln. naar € 16,40 mln.. Na de actualisatie voor de begroting 2025 blijkt dat het benodigde weerstandscapaciteit € 15,36 mln. behoort te bedragen. Daardoor is een onttrekking nodig van € 1,04 mln. ten gunste van de algemene reserve. Via het bestemmingsvoorstel van de begroting 2025 stellen wij voor om het saldo van de algemene reserve risicobeheersing te verlagen tot het saldo van de benodigd weerstandsvermogenscapaciteit.

Tabel 2 berekening benodigd weerstandsvermogen

bedragen x € 1 mln.

Niet-

kwantificeerbare

risico's

Kwantificeerbare

risico's

Totaal

benodigd

weerstandscapaciteit

Gerealiseerde stand per jaarrekening 2023

4,00

8,40

12,40

1. Additionele storting jaarrekening 2023*

0,00

4,00

4,00

2. Additionele storting begroting 2025

0,00

0,53

0,53

3. Additionele onttrekking begroting 2025

0,00

-1,57

-1,57

Weerstandscapaciteit 2024

4,00

11,36

15,36

* bij vaststelling van de jaarrekening 2023 is besloten € 4 mln. toe te voegen aan de algemene reserve risicobeheersing voor het nieuwe risico omtrent ontwikkellocaties

Onttrekking van de algemene reserve risicobeheersing naar de algemene reserve *

1,04


OPBOUW ALGEMENE RESERVE

De algemene reserve bestaat uit drie onderdelen, een minimale buffer van 2% van het begrote totaalsaldo lasten, raadsbesluiten over mutaties in de algemene reserve en een surplus. De onderstaande grafiek geeft een teruglopend surplus weer. Dit ontstaat doordat in 2026 t/m 2028 de algemene reserve wordt aangewend voor de uitvoering van de uitvoeringsagenda. In 2025 wordt dit opgevangen door het verwachte begrotingsresultaat.

Grafiek 1 opbouw algemene reserve

FINANCIËLE KENGETALLEN

De kengetallen van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) geven nadere informatie over de financiële positie van de gemeente. Deze kengetallen nemen we jaarlijks op in deze paragraaf bij de begroting en de jaarstukken. In deze jaarstukken zijn de kengetallen gebaseerd op basis van de balans in hoofdstuk 3.

Op basis van de voorliggende begroting en meerjarenraming worden de financiële kengetallen als volgt weergegeven.

Tabel financiële kengetallen begroting 2025 gemeente Sittard-Geleen

Kengetallen

Jaarrekening

2023

Begroting

2024

Begroting

2025

Begroting

2026

Begroting

2027

Begroting

2028

1a. Netto schuldquote

67,2%

105,4%

102,2%

114,1%

117,2%

111,2%

1b. Netto schuldquote gecorr. voor alle verstrekte leningen

67,1%

102,1%

102,3%

114,1%

117,3%

111,3%

2. Solvabiliteitsratio

20.1%

13,2%

16,0%

14,6%

14,5%

14,9%

3. Grondexploitatie

0,5%

0,7%

1,3%

1,1%

0,8%

0,4%

4. Structurele exploitatieruimte

4,4%

0,0%

2,3%

0,1%

0,4%

-0,1%

5. Gemeentelijke belastingcapaciteit

100%

104%

105%

105%

105%

105%


Onderverdeling voor de beoordeling

Om een beeld te geven hoe de financiële positie van de gemeente Sittard-Geleen zich ontwikkelt, is gebruik gemaakt van streefwaarden. In onderstaande tabel zijn de streefwaarden weergegeven. Dit normenkader is in samenwerking met de commissie B&V tot stand gekomen. In het onderstaande overzicht wordt per financieel kengetal de signaleringswaarde weergegeven.

Tabel signaleringswaarden financiële kengetallen

Signaleringswaarden

kengetallen

Categorie A

Minst risicovol

Categorie B

Neutraal

Categorie C

Meest risicovol

1a. Netto schuldquote

< 90%

90 - 130%

> 130%

1b. Netto schuldquote gecorr. voor alle verstrekte leningen

< 90%

90 - 130%

> 130%

2. Solvabiliteitsratio

>50%

20-50%

>20%

3. Grondexploitatie

<20%

20-35%

>35%

4. Structurele exploitatieruimte

>0%

0%

<0%

5. Gemeentelijke belastingcapaciteit

<95%

95-105%

>105%



Netto schuldquote en de netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen

Interpretatie: hoe lager, hoe beter

De netto schuldquote geeft aan in hoeverre de schulden meer of minder bedragen dan de jaarlijkse inkomsten. De hoogte van de schuld wordt ook bepaald door het opnemen en doorlenen van geldleningen. De netto schuldquote wordt daarom ook berekend gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen. Hoewel over de verstrekte leningen een risico gelopen wordt, kan verondersteld worden dat deze leningen worden terugontvangen.

De afgelopen jaren schommelde de schuldquote tussen de 90-110%. De netto schuldquote is bij het opstellen van de jaarrekening beduidend lager dan op dit moment. Dat komt doordat bij het opstellen van de jaarrekening 2023 een aantal incidentele middelen zijn ontvangen van het Rijk. Bij het opstellen van de begroting 2023 en bij het opstellen van deze begroting 2025 is er logischerwijs geen rekening gehouden met eventuele incidentele middelen ontvangen van het Rijk. Daardoor is de netto schuldquote hoger en meer in lijn met de afgelopen jaren.

Solvabiliteitsratio

Interpretatie: hoe hoger, hoe beter

De solvabiliteitsratio drukt het eigen vermogen uit in een percentage van het totale vermogen en geeft daarmee de weerbaarheid van de gemeente aan. De gemeente betaalt een groot gedeelte van haar uitgaven door middel van vreemd vermogen, hierdoor is de solvabiliteitsratio lager dan de signaleringswaarde. De gemeente kiest er bewust voor om te investeren in de gemeente waardoor sprake is van meer financiering met leningen.

De waarde voor de solvabiliteitsratio is gezakt ten opzichte van de jaarrekening 2023. Vergelijkbaar met de netto schuldquote wordt deze waarde beïnvloed als de gemeente incidentele middelen ontvangt, met name van het Rijk. Bij het opstellen van de begroting kan daar geen rekening mee worden gehouden omdat het nog niet bekend is. Bij het opstellen van de jaarrekening 2023 was het wel bekend waardoor een verbetering ontstaat. Dit houdt niet in dat de gemeente ruimte heeft voor nieuwe zaken. Dit wordt weergegeven door de dekking voor de uitvoeringsagenda van de speerpunten

Grondexploitatie

Interpretatie: hoe lager, hoe beter

Het kengetal grondexploitatie geeft inzicht in de omvang van de grondposities in relatie tot de totale baten. Het gaat hier alleen om grondposities die het doel hebben om bebouwd en verkocht te worden. Uit het kengetal blijkt dat de financiële situatie van de grondexploitatie de afgelopen jaren gezond is.

Structurele exploitatieruimte

Bij de structurele exploitatieruimte wordt berekend of de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten te dekken. De verhoogde structurele exploitatieruimte in de begroting 2025 is een gevolg van het gevoerde financiële beleid.

Onbenutte belastingcapaciteit

Het kengetal belastingcapaciteit geeft aan hoeveel onze inwoners gemiddeld aan OZB, afvalstoffen- en rioolheffing betalen ten opzichte van het landelijk gemiddelde. De belastingdruk in de gemeente is hoger dan het landelijk gemiddelde. Dit betekent dat de gemeente in verhouding met andere gemeenten hoge woonlasten heeft.

SAMENVATTING

De financiële kengetallen zijn vergelijkbaar ten opzichte van de begroting 2024. Een vergelijking met de financiële kengetallen uit de jaarrekening 2023 is niet aan de orde wegens de incidentele middelen ontvangen van het Rijk.

Doordat de gemeente ervoor kiest om een groot gedeelte van haar uitgaven door middel van vreemd vermogen te financieren is de solvabiliteitsratio lager dan de signaleringswaarde. De structurele exploitatieruimte blijft positief en dit geeft aan dat de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten (waaronder de rente en aflossing van een lening) te dekken. Deze ruimte is positief door goed financieel beleid tijdens de afgelopen jaren. De beoordeling van de financiële positie van de gemeente Sittard-Geleen is “voldoende”. Bovendien blijkt uit het surplus in de algemene reserve dat de gemeente “voldoende” in staat is om financiële tegenvallers op te vangen.