Ga naar de inhoud van deze pagina.
3de Programmarapportage 2024 2024 - 3de Programmarapportage Versie 1.0 (Def)

Ontwikkelingen

Toekomstbestendige infrastructuur sociaal ontwikkelbedrijven

Het vorige kabinet lichtte in december 2023 de kamer in over de investeringen en maatregelen die nodig zijn om te bouwen aan een inclusieve arbeidsmarkt. Met het doel de kans op betaald werk voor meer mensen mogelijk te maken. Op 15 oktober jl. heeft het Rijk gemeenten nader bericht over de opdracht en de middelen die daarvoor bestemd zijn. De investeringen en maatregelen zijn ‘een eerste stap naar een toekomstbestendige infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven’. Deze infrastructuur moet zowel een opstap, als een vangnet en beschutte omgeving bieden aan de inwoners die dat nodig hebben.

Dat veronderstelt een financieel en inhoudelijk robuuste structuur die wendbaar genoeg is om mee te gaan in de actualiteit van de omgeving die o.a. door de bedrijven en de economische ontwikkelingen wordt gevormd. En die klaar is voor de diversiteit en de ontwikkeling van de groep inwoners die een beroep doet op de dienstverlening.

De inhoudelijke en financiële impuls verbindt sociaal ontwikkelbedrijf Vidar aan de bestaande structuur. Voor deze doorontwikkeling wordt een plan gemaakt waarin de lokale en landelijke ambitie samenkomen, wat en wie daarvoor nodig is en hoe dat wordt aangepakt.

Extra beschikbaar gestelde middelen voor deze ontwikkeling:

  • De integratie-uitkering Participatie is in 2024 éénmalig opgehoogd om gemeenten tegemoet te komen bij de financiële uitdagingen die zij ervaren rondom de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven.
  • Vanaf 2025 komt over een periode van 10 jaar in totaal rond € 330 miljoen beschikbaar. Daarmee kunnen gemeenten plannen maken en uitvoeren, gericht op een toekomstbestendige inrichting van de sociaal ontwikkelbedrijven. Uit het voortgangsdocument van 15 oktober blijkt dat dit impulsbudget, gebaseerd op de cijfers in het doelgroepenregister, wordt uitgekeerd als decentralisatie-uitkering.
  • Naast het meerjarige, incidentele budget maakt het Rijk vanaf 2025 ook structureel geld vrij. Dat budget is bedoeld voor het invullen van uiteindelijk 10.000 extra banen binnen sociaal ontwikkelbedrijven. Het gaat dan om banen voor werkzoekenden die niet in aanmerking komen voor een beschutte werkplek, maar ook niet bij een ‘reguliere’ werkgever aan de slag komen. Het extra budget dat structureel beschikbaar komt loopt landelijk op van 18,7 miljoen in 2025 tot 34,7 miljoen vanaf 2035.

In het eerste kwartaal van 2025 leggen we het plan voor de doorontwikkeling voor aan college en gemeenteraad. Hierin nemen we het voorstel op voor de besteding van de middelen uit 2024 en de besteding van de impulsmiddelen en structurele middelen vanaf 2025. Vooruitlopend op het plan bereidt Vidar zich voor op de doorontwikkeling door op onderdelen de huidige basis te versterken en op onderdelen op orde te brengen. Deze voorbereiding verloopt via het bestaande middelenkader.


BUIG

Eind oktober is de hoogte van de gebundelde uitkering voor 2024 voor het bekostigen van uitkeringen en loonkostensubsidies in het kader van de Participatiewet en daaraan verbonden wetten (BUIG), definitief vastgesteld. Daarnaast bericht het Rijk op dat moment de gemeenten over het voorlopig budget voor het aankomende jaar 2025.

In 2024 zien we dat het Rijk het voorlopige budget waar we mee rekenden in de begroting, naar beneden heeft bijgesteld. Daarmee blijven de inkomsten uit BUIG nog steeds in de pas lopen met de uitgaven.

Voor 2025 voorzien we verder een onverwachte verlaging van het verdeelpercentage voor onze gemeente. Het macro budget (landelijk) stijgt, echter het aandeel voor Sittard-Geleen neemt af. De kans op bijstandsafhankelijkheid voor inwoners in onze gemeente, die bepalend is voor dit percentage, wordt vastgesteld aan de hand van meerdere indicatoren. Zo speelt de werkgelegenheid in de regio een belangrijke rol. Aangezien het Rijk rekent met cijfers uit 2023 (T-2) is daarin nog geen rekening gehouden met de ontwikkelingen van bijvoorbeeld VDL Nedcar. Rond mei 2025 wordt het nader voorlopig budget wordt bepaald. Vervolgens verwerken we, zoals gebruikelijk, de verwachte resultaten in de programmarapportage.


Aanpak geldzorgen, armoede en schulden

Het Rijk stelt vanaf 2024 extra middelen beschikbaar voor de aanpak van geldzorgen van onze inwoners. Dat doen wij langs de aanpak van het beleidsplan armoede en schulden waarin vroegsignalering een belangrijk instrument is.

In 2024 zien we een toenemend gebruik van de dienstverlening van de Kredietbank Limburg (KBL) passend binnen de landelijke en lokale ambities. De middelen, bestemd voor de aanpak van geldzorgen, armoede en schulden in 2024, kunnen we inzetten voor de plus in deze realisatie. Het is positief dat inwoners met schulden de hulpverlening van KBL benutten.

Voor de toekomst zetten we steeds meer in op preventie en vroegsignalering zodat uiteindelijk minder mensen een beroep op deze (schuld)hulpverlening hoeven te doen. Voor de besteding van de extra middelen voor de aanpak van geldzorgen, armoede en schulden van 2025 ev. wordt begin 2025 een plan voorgelegd aan college en gemeenteraad. Hierin houden we vast aan het huidige plan van aanpak waarin we de vroegsignalering van achterstanden in de betaling van ziektekostenverzekeringspremies extra aandacht geven. Een relatief grote groep van onze inwoners kampt hiermee en betaalt als gevolg daarvan een verplichte (hogere) inning zonder de mogelijkheid om zich aanvullend te verzekeren.


Thuiszitters (onderwijs)

  • Het aantal thuiszitters neemt toe. Dit vraagt meer begeleiding en ondersteuning vanuit de gemeente;
  • De wijziging van de wet heeft ook gevolgen voor de inzet, dit als gevolg van het feit dat de wettelijke taak uitgebreid wordt zodat ook jongeren van 23 tot 27 jaar onder het Doorstroompunt vallen.

Op basis van de toename in de aantallen thuiszitters en de wijziging van de wetgeving constateren we dat de belasting op het organisatieonderdeel zal toenemen, waardoor er mogelijk op termijn een tekort ontstaat aan capaciteit.

WMO:

Begeleiding individueel en groepsbegeleiding

In de contracten afgesloten in 2022 is de afspraak gemaakt dat de aanbieders bij ‘no show’ niet kunnen declareren. Op basis van de ervaringsgegevens in de afgelopen 2 jaar is geconstateerd dat het toch regelmatig voorkomt dat er sprake is van ‘no show’. Het betreft hier vaker kwetsbare cliënten. Dit is een van de oorzaken waarom het verzilveringspercentage lager is dan in eerdere jaren. No show zien we vaker bij groepsbegeleiding, waar clienten regelmatig afzeggen of niet komen. Daarnaast hebben we een groep zorgmijders. Om bij deze twee groepen de betrouwbaarheid van de verzilveringsgraad te vergroten zijn de volgende afspraken gemaakt met de aanbieders:

Groepsbegeleiding

  • De eerste keer dat er sprake is ‘no show’ bij een unieke cliënt vergoedt de gemeente de kosten;
  • Bij de tweede keer dat er sprake is ‘no show’ bij een unieke cliënt dient de aanbieder in gesprek te gaan met de cliënt;
  • Bij de derde keer dat er sprake is ‘no show’ zonder geldige reden bij een unieke cliënt treedt de aanbieder in gesprek met de gemeente en wordt de beschikking van de unieke cliënt naar beneden bijgesteld.

Ambulante (individuele) begeleiding

  • Vaak is bij de indicatiestelling al duidelijk dat het gaat om een zorgmijder. Dan wordt met de aanbieder een afspraak gemaakt dat er gedurende een nader te bepalen periode gedeclareerd mag worden met het doel de cliënt te motiveren de geïndiceerde ondersteuning te aanvaarden.
  • Ook als bij het indiceren van tevoren niet duidelijk is dat de cliënt geen behoefte aan ondersteuning heeft, mag de zorgaanbieder, na overleg met de gemeente, voor een nader te bepalen periode declareren met als doel de cliënt uiteindelijk toch te kunnen bewegen naar het aanvaarden van ondersteuning.

Verder vinden er periodieke gesprekken plaats met de aanbieders over onder andere de verzilveringsgraad; het declaratiegedrag en de levering & kwaliteit van de ondersteuning. In september 2024 zijn een aantal zorgaanbieders benaderd over cliënten met een lagere verzilveringsgraad dan 50% gedurende een aantal maanden. Waarbij gevraagd is samen met de client te kijken naar een juiste inzet van uren. Naar aanleiding van deze actie en de gesprekken heeft er een afschaling plaatsgevonden bij een aantal cliënten. Deze afschaling heeft uiteraard een direct gevolg voor de maximale verplichting en uiteraard ook voor de declaraties vanuit de zorgaanbieders. Voor december 2024 staan deze acties en de periodieke gesprekken ook weer gepland met andere zorgaanbieders. Vier keer per jaar wordt deze actie uitgezet. Daarnaast is het voor de zorgaanbieder makkelijker om op- en af te schalen als dit kortdurend noodzakelijk is. Hiermee bereiken we dat zorgaanbieders indicaties niet langer dan noodzakelijk op een hoger aantal uren houden.

Daarnaast constateren de zorgaanbieders dat het personeelsprobleem zich ook voordoet in de (ambulante) begeleiding. Er is veel verloop waardoor de tijdige start en de continuïteit in de ondersteuning onder druk komt te staan. Dit heeft gevolgen voor de verzilveringsgraad en de uitnutting van het geraamde budget (€ 11,5 mln.). Dit leidt mogelijk tot een hogere of lagere realisatie van +/- € 0,3 mln. (winstwaarschuwing).


Huishoudelijk hulp

In de bijgestelde begroting 2024 is rekening gehouden met het opportunistisch scenario (met een verzilveringspercentage van 89%), dit blijkt een realistische raming te zijn. Rekening houdend met de wachtlijst- en arbeidsmarktontwikkeling verwachten we dat de realisatie 2024 mogelijk ± € 0,3 miljoen hoger of lager (winstwaarschuwing) uit zal vallen dan het geraamde budget (€ 15,7 miljoen).


Jeugd

Voor de vertaling van de Hervormingsagenda jeugd naar een lokale aanpak is een werkgroep gestart met het doel om in januari 2025 een plan van aanpak te hebben. Hierbij wordt kritisch gekeken naar de uitvoering van het bestaande beleid en welke nieuwe ontwikkelpaden genoemd zijn in de landelijke Hervormingsagenda. Enerzijds moeten jeugdigen weerbaar op groeien en wanneer toch jeugdhulp nodig is, dient deze hulp snel en passend te zijn. Anderzijds dient het stelsel betaalbaar te blijven. In het project wordt ook de verbinding gezocht naar het Toekomstscenario kind en gezin (stelselwijziging gedwongen kader). Het doel van het Toekomstscenario is in onveilige situaties sneller gezinsgerichte en passende hulp te bieden. Daarvoor is een eenvoudige en duidelijke jeugdbeschermingsketen nodig.