Ga naar de inhoud van deze pagina.
2025 - 1ste Programmarapportage 2025 - 1ste Programmarapportage Versie 1.0 (DEF)

Ontwikkelingen

Sociale Basis

Niet van toepassing

Onderwijs en Jeugd

Thuiszitters (onderwijs)

  • Het aantal thuiszitters neemt toe. Dit vraagt meer begeleiding en ondersteuning vanuit de gemeente;
  • De wijziging van de wet heeft ook gevolgen voor de inzet, dit als gevolg van het feit dat de wettelijke taak uitgebreid wordt zodat ook jongeren van 23 tot 27 jaar onder het Doorstroompunt vallen.

Op basis van de toename in de aantallen thuiszitters en de wijziging van de wetgeving constateren we dat de belasting op het organisatieonderdeel zal toenemen, waardoor er mogelijk op termijn een tekort ontstaat aan capaciteit. Deze ontwikkeling blijven we in 2025 monitoren.

Gezondheidspreventie

Niet van toepassing

Participatie en Bestaanszekerheid

BUIG

In de 3de rapportage 2024 maakten we melding van het risico dat de inkomsten uit de BUIG in 2025 lager uitvallen. Begin oktober 2024 is door het Rijk het voorlopig budget voor het jaar 2025 afgegeven richting gemeenten. Voor dit jaar voorzien we een onverwachte verlaging van het verdeelpercentage voor onze gemeente. Het macrobudget (landelijk) stijgt, echter het aandeel voor Sittard-Geleen neemt af. Dit komt doordat de kans op bijstandsafhankelijkheid voor inwoners in onze gemeente, die bepalend is voor dit percentage, afneemt. De kans op bijstand wordt vastgesteld aan de hand van meerdere indicatoren. Zo speelt de werkgelegenheid in de regio een belangrijke rol. Aangezien het Rijk rekent met cijfers uit 2023 (T-2) is daarin nog geen rekening gehouden met de actuele ontwikkelingen op regionale arbeidsmarkt waaronder het verlies van meer dan 4.000 arbeidsplaatsen vanwege de sluiting van VDL Nedcar.

Naast deze ontwikkeling aan de kant van het budget 2025 zien we in 2024, verwerkt in de jaarrekening, een gunstige trend ontstaan in het verloop van het aantal mensen dat aangewezen is op bijstand en de kostprijs per uitkering.

Begroting

Het Rijk publiceert het nader voorlopig budget uiterlijk in mei. De verwerking in de programmabegroting 2025 zal op zijn vroegst na de bekendmaking van het nader voorlopig budget BUIG plaatsvinden.

In combinatie met de opname van de inkomsten in de begroting vindt dan op basis van de actuele inzichten de verwerking plaats van het aantal mensen dat naar verwachting aangewezen zal zijn op bijstand en de kostprijs per uitkering.

3de rapportage 2025

Het definitieve budget 2025 wordt in oktober 2025 vastgesteld. De effecten van het definitief vastgestelde budget, en dan met name de loon-prijsontwikkeling, vindt dan in de 3de rapportage 2025 plaats.

Algemene reserve risicobeheersing

In de algemene reserve risicobeheersing 2024 was € 1,0 mln. opgenomen om de risico’s van een lager aandeel in het macrobudget 2024 mee op te kunnen vangen. Nu dit bedrag voor 2024 niet nodig bleek en er een voorzienbaar risico is dat de inkomsten uit de BUIG 2025 lager uitvallen, zijn via de besluitvorming over de 3e programmarapportage 2024 deze € 1,0 mln. van 2024 opgenomen in de algemene reserve risicobeheersing 2025. Hierdoor is in de algemene reserve risicobeheersing 2025 € 2,4 mln. opgenomen voor de risico’s rondom de BUIG. In de programmabegroting 2025 was hier namelijk al € 1,4 mln. voor opgenomen.


WMO

Inkomensafhankelijke eigen bijdrage Wmo per 1 januari 2027 en uitname uit het Gemeentefonds

Er ligt bij het Rijk een wetsvoorstel in (concept) klaar om de huidige vaste eigen bijdrage (abonnementstarief) in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 af te schaffen en gemeenten de mogelijkheid te geven om een inkomens- en vermogensafhankelijke bijdrage (ivb) te vragen voor maatwerkvoorzieningen. De invoering van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage Wmo stond gepland voor 1 januari 2026, maar uit recente publicatie blijkt dat de invoering opschuift naar 1 januari 2027. De belangrijkste reden hiervoor is dat de parlementaire behandeling in de tijd is opgeschoven als gevolg van de verwerking van het advies van de Raad van State.

De inkomensafhankelijke eigen bijdrage is een van de belangrijkste maatregelen om de gemeentelijke Wmo-dienstverlening beschikbaar te houden voor inwoners die hulp en ondersteuning het hardst nodig hebben en niet vanuit ‘eigen kracht’ kunnen organiseren. Daarnaast mogen gemeenten een vergoeding vragen als de waarde van een woning stijgt door een woningaanpassing.

Als gevolg van het opschuiven van de invoering van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage is een besparingsverlies (zoals ingeboekt in het gemeentefonds) in 2026 onafwendbaar. De financiële consequenties van het verschuiven van de beoogde implementatiedatum naar 1 januari 2027 zal door het kabinet worden besproken bij de aankomende voorjaarsbesluitvorming. Wat de gemeenten en VNG betreft moet dit tot gevolg hebben dat de uitnamen uit het gemeentefonds van € 225 miljoen voor het jaar 2026 wordt teruggedraaid. Deze uitnamen was voorgenomen als gevolg van de verwachting dat er minder gebruik zal worden gemaakt van Wmo ondersteuning, door de afschaffing van het abonnementstarief. Het terugdraaien van de uitnamen betekent dat onze gemeente financieel ‘reparatiewerk’ moet doen in de begroting 2026. De gevolgen van het reparatiewerk zullen in de begroting 2026 ter besluitvorming aan de gemeenteraad worden voorgelegd.

Extramuralisering Wmo en terugdringen wachtlijst GGZ

Wegens de krapte op de woningmarkt is het bijna niet meer mogelijk om vanuit de Wmo een verhuisadvies af te geven in plaats van woningaanpassingen te realiseren. Een verhuisadvies betekent namelijk dat de inwoner binnen 1 jaar ook daadwerkelijk een andere wél adequate woning moet kunnen betrekken. Als dit niet reëel is, dient de Wmo de niet adequate woning alsnog aan te passen. Dit leidt tot hogere kosten in onder andere de woningaanpassingen.

Er wordt in nauwe samenwerking met de woningcorporaties in kaart gebracht welke woningen in aanmerking komen voor de zorg cliënten die in aanmerking komen voor een woningaanpassing. Deze cliënten hebben voorrang bij het toekennen van een woning.

We signaleren ook dat het aantal commerciële wooncomplexen voor ouderen met een Wlz indicatie toe is genomen, zij verzilveren hun indicatie middels een Volledig Pakket Thuis (Vpt) of een Modulair pakket Thuis (Mpt). Dit maakt dat de Wmo verantwoordelijk is voor de hulpmiddelen en roerende woonvoorzieningen in deze complexen. Dit samen met de dubbele vergrijzing (in Zuid-Limburg) en het feit dat deze in de toekomst verder toeneemt zal dit gevolgen hebben op onze kosten in het kader van de woningaanpassingen maar ook op de kosten voor roerende woonvoorzieningen en overige voorzieningen (/hulpmiddelen).

Daarnaast signaleren we in het kader van diverse ontwikkelingen (onder andere het Integraal Zorg Akkoord) dat beoogd wordt de wachtlijsten in de GGZ terug te dringen door de hulpvragen te verplaatsen naar het voorliggend veld en de Wmo.

Aanscherpen indicatiecriteria GGZ-Wlz heeft gevolgen voor de Wmo-begeleiding en beschermd wonen. In 2023 is de Tweede kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen ggz in Wet langdurige zorg. Doordat de instroom in de GGZ/Wlz in de afgelopen jaren te hoog was heeft het Rijk besloten de indicatiecriteria GGZ-Wlz aan te scherpen, hetgeen consequenties heeft voor de kosten van de Wmo – ambulante begeleiding en Beschermd wonen – Beschermd thuis. Deze kosten zullen naar de toekomst toe stijgen.

Safehouses

‘Safehouses’ zijn een nieuw en groeiend antwoord binnen de Wmo. Ook onze regio krijgt te maken met deze vorm van Wmo – Beschermd thuis. Op dit moment wordt voor deze vorm van Beschermd wonen per aanvraag een opdracht verstrekt (op basis van maatwerk) aan een aanbieder. De gemeenten (zijnde de gemeenten Sittard-Geleen, Beek en Stein) hebben de wens uitgesproken dit anders te willen organiseren. Om dit mogelijk te maken wordt door de gemeenten samengewerkt aan de voorbereiding van de aanbesteding. Deze wordt in 2025 in de markt gezet.

Woningaanpassingen en vervoersvoorzieningen

De versnelde afbouw verpleeghuisbedden waardoor mensen langer thuis blijven wonen heeft gevolgen voor het aantal aanvragen voor woningaanpassingen en vervoersvoorzieningen. Daarnaast constateren we dat de prijzen in het kader van de woonvoorzieningen onroerend sterk zijn gestegen als gevolg van de hoge materiaalkosten en hoge werknemerslasten bij de leveranciers. Dit geldt eveneens voor woonunits.

Ook zien we binnen onze gemeente een toename van het aantal woon-zorgwoningen voor inwoners met een Wlz indicatie die deze indicatie verzilveren via een volledig pakket thuis (vpt) of een modulair pakket thuis (mpt), waardoor er groot beroep gedaan wordt op deze Wmo voorzieningen. Jurisprudentie heeft aangetoond dat deze burgers terecht aankloppen bij de Wmo.

Aanbesteding hulpmiddelen

Wereldwijd zien we de grondstoffen kosten stijgen. De stijging van deze kosten hebben ook gevolgen voor Wmo en de aanbesteding hulpmiddelen. De consequenties van de gesignaleerde stijging van de grondstoffen hebben ertoe geleid dat de prijzen van de hulpmiddelen zijn toegenomen. In de eerste bestuurlijke rapportage 2025 worden de financiële consequenties inzichtelijk gemaakt.

Scootmobielen en brandveiligheid

Gemeenten zijn nu, bij het verstrekken van een scootmobiel, verantwoordelijk voor het realiseren en financieren van een stalling. Indien de Omgevingswet wordt gehandhaafd bij het stallen van een scootmobielen in verband met brandveiligheid dan lopen we als gemeente het risico dat we alsnog de stalling dienen te realiseren en financieren bij bat 0 en bat 1 woningen.


Jeugdwet

Stijgende zorgvraag

Er is een verzwaring van de zorgvraag zichtbaar waardoor de kosten per unieke cliënt toenemen. Vanuit het rijk is structureel extra budget toegekend voor het opvangen van een gedeelte van de tariefstijging vanwege de hogere loonkosten bij de zorgaanbieders, de verwachting is dat dit niet toereikend is om alle extra kosten te dekken. Om dit risico te verminderen wordt door middel van de regionale transformatieagenda gestuurd op het gebruik van de jeugdzorg, de beperking van het aantal aanbieders en het sturen op normalisering van de problematieken zal een bijdrage leveren aan de beperking van de kosten die met de jeugdzorg gepaard gaan. Ook het lokaal opgestelde plan van aanpak draagt bij aan een beperking van de kostenstijging. Dit plan is gericht op alle toegangen van jeugdhulp (gemeente, artsen en gecertificeerde instellingen) met het doel het versterken van het bewustzijn bij deze toegangen om kritisch te zijn op de inzet van jeugdhulp in combinatie met een realistisch perspectief van de zorg. Daarnaast wordt de betrokkenheid van ouders vergroot richting de te leveren kwaliteit van de zorg en wordt contractmanagement versterkt en zorgaanbieders kritischer bevraagd op hun geleverde kwaliteit.

Consequenties hervormingsagenda jeugd

De Hervormingsagenda Jeugd heeft twee doelen, die nadrukkelijk aan elkaar zijn gekoppeld:

  1. Betere en tijdige zorg en ondersteuning, op de juiste plek en wanneer dit nodig is.
  2. Een beheersbaar en daarmee duurzaam financieel houdbaar stelsel.

Deze inhoudelijke doelstellingen laten zien dat de agenda een transformatiedoelstelling heeft; een inhoudelijke vernieuwing die de kwaliteit van de jeugdzorg verhoogt. In de Hervormingsagenda worden deze doelstellingen uitgewerkt en moet leiden tot een landelijke besparing van 1 miljard euro. Er zal een maatschappelijke dialoog gevoerd moeten worden waarin duidelijkheid gegeven wordt wat jeugdhulp precies inhoudt en wat binnen de huidige wettelijke kaders onder de jeugdhulp moet vallen en wat niet. Ook zal meer nadruk moeten komen op een integrale aanpak. Wanneer jeugdhulp het gevolg is van volwassenenproblematiek, dient deze als eerste te worden aangepakt. De oplossing ligt dan niet alleen bij de inzet van jeugdhulp.

Er zal structureel worden geïnvesteerd in de (landelijke) kwaliteit en effectiviteit van jeugdhulp. Ook komt er een aanpassing van de Jeugdwet, waardoor duidelijker wordt waarvoor kinderen en ouders hulp kunnen krijgen. Gemeenten worden verplicht bepaalde specialistische zorg regionaal in te kopen om beschikbaarheid en continuïteit van zorg beter te organiseren. Er zal minder papierwerk en administratie nodig zijn, zodat medewerkers daar zo min mogelijk tijd aan kwijt zijn. Ook zullen lokale toegangen worden versterkt (stevige lokale teams) en moet betere samenwerking met bijvoorbeeld het onderwijs ervoor zorgen dat kinderen en jongeren meer met collectieve voorzieningen (preventieve zorg) worden ondersteund en minder vanuit de individuele voorzieningen. Daarnaast wordt ernaar gestreefd de uithuisplaatsingen zoveel mogelijk te voorkomen en/of terug te dringen (residentiële jeugdhulp).

Sommige van de genoemde maatregelen in de hervormingsagenda zijn reeds gerealiseerd door onze gemeente. Afwachtende de duidelijkheid over de aanpassing van de Jeugdwet, de reikwijdte, de regionalisering en standaardisatie wordt, samen met partners, gewerkt aan een plan om de doelstellingen uit de Hervormingsagenda lokaal te kunnen realiseren. In het tweede kwartaal 2025 zal het plan worden gepresenteerd.

Commissie van Ark

De commissie Van Ark spreekt zich in haar advies 'Groeipijn’ uit over het inhoudelijk perspectief van de Hervormingsagenda Jeugd, het financieel kader plus de organisatie en governance.

De commissie stelt vast dat er door gemeenten en andere betrokkenen hard is gewerkt aan de uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd. Tegelijkertijd geldt dat die inzet nog niet rendeert. Dat wijt de commissie aan een te beperkte scope van de aanpak, een gebrek aan doorzettingsmacht in de jeugdketen, te weinig realisme ten aanzien van de besparingen en het tijdpad, en onduidelijkheden over de haalbaarheid daarvan.

Volgens de commissie is doorgaan met de Hervormingsagenda noodzakelijk, maar moet deze verbreed worden naar bestaanszekerheid, wonen, onderwijs en volwassenenzorg. Juist daar liggen de oorzaken voor het sterk toegenomen beroep op jeugdhulp. Het is aan gemeenten om zorg te dragen voor een goede lokale basisvoorziening en het versterken van de lokale teams.

De noodzaak van de verbreding van de agenda wordt erkend en deze past uitstekend bij de propositie ‘De waarde van het sociaal domein’. Daarnaast stelt de commissie voor het financiële kader in positieve zin aan te passen per 2025 e.v. Hetgeen leidt tot een verhoging van de Gemeentefonds en een bijstelling van de geraamde taakstelling binnen onze begroting. Hiermede verdwijnt voor de gemeenten ook ‘de kramp’ die we tot nu toe ervaren en ontstaat er, zeker in samenhang met de verbreding van de agenda, de ruimte die helpend is bij het verbeteren van de jeugdhulp.

Wel is het moeilijk te begrijpen dat niet de volledige tekorten over 2023 en 2024 worden gecompenseerd, maar slechts de helft daarvan.

De aanbevelingen van de commissie Van Ark leiden – naast het voortzetten van de maatregelen die voortvloeien uit de Hervormingsagenda – ook tot een aanzienlijke verzwaring van de gemeentelijke opgave. In dit verband wachten we de nadere uitwerking van de Voorjaarsnota van het Rijk af.

Nieuwe regionale contractering

In 2024 is op regionaal niveau gewerkt aan de aanbestedingen overbruggingszorg, GIK-J en crisis. Uit het verloop van de voorbereiding blijkt dat de tarieven substantieel zullen stijgen en daarmee ook de verwachting voor een forse stijging van de kosten voor Sittard-Geleen. Op dit moment is er nog onvoldoende duidelijkheid over de grote van de stijging voor onze gemeente omdat deze contracten nog ondertekend dienen te worden.