Ga naar de inhoud van deze pagina.
2de Programmarapportage 2024 2024 - Programmarapportage 2, versie 1.0 (DEF)

Risico's

BUIG
Het aandeel van de gemeente Sittard-Geleen in het macrobudget voor de gebundelde uitkering (BUIG) valt in 2024 lager uit dan verwacht. Vooral hierdoor laat de BUIG momenteel, voor 2024, een tekort zien van naar verwachting € 2,5 mln.

Met het besluit over de Planning & controlcyclus 2024 heeft de Raad op 22 februari jl. besloten dat de BUIG verwerkt wordt in de 3e programmarapportage 2024. Daardoor worden de gevolgen van de definitieve beschikking voor de BUIG nog in de gemeentelijke begroting 2024 verwerkt.

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) publiceert de definitieve beschikking voor de BUIG na Prinsjesdag. In de definitieve beschikking wordt sowieso de loon-prijsontwikkeling verwerkt. Samen met de verwerking van de definitieve beschikking voor de BUIG 2024 wordt in de 3e programmarapportage 2024 dan ook de verwerking van het verwachte tekort meegenomen.

Financiële positie aanbieders jeugdzorg

Vanuit de jaarrekeningcijfers 2023 blijkt dat heel veel jeugdzorgaanbieders een verlies hebben gerapporteerd, bijna alle seinen in de sub sector staan op rood en de gemiddelde rating van instellingen in de sector is zeer zorgwekkend. Het risico bestaat dat aanbieder voor financiële steun bij ons gaan aankloppen of in het ergste geval faillissement moeten aanvragen. Daar wij verantwoordelijk zijn voor de zorgcontinuïteit van onze cliënten is dit naast een financieel ook een inhoudelijk risico. Voor een aantal aanbieders is er al een opschaling naar trede 3 van het draaiboek ‘Continuïteit jeugdhulp’.

Realiseerbaarheid taakstellingen hervormingsagenda jeugd

In 2023 zijn zowel het Hervormingsplan als het Implementatieplan voor de Hervormingsagenda jeugd vastgesteld. Er zijn praktische afspraken gemaakt om aan de slag te gaan tussen 2023 en 2028. Op dit moment is er nog geen duidelijkheid over de te nemen maatregelen als gevolg van het implementatieplan Hervormingsagenda. We verwachten eind 2024/medio 2025 meer duidelijkheid te krijgen over de te nemen maatregelen. De reden daarvoor is gelegen in het feit dat uit het implementatieplan Hervormingsagenda blijkt dat er dan pas meer duidelijkheid verschaft kan worden over: de aanpassing van de Jeugdwet, de reikwijdte van de jeugdhulp en de daarmee samenhangende nieuwe financieringssystematiek. Vanwege het uitstel van de implementatie en de definitieve uitwerking van de beoogde maatregelen heeft er in de meicirculaire 2024 een bijstelling van het financieel kader plaatsgevonden en is de bijbehorende taakstelling vervallen. De realiseerbaarheid van de uit de hervormingsagenda volgende besparingsmogelijkheden zal nader moeten worden beoordeeld omdat er binnen het huidige beleid reeds veel van deze onderdelen geïmplementeerd zijn.

Inflatiecorrectie gemeentefonds

Met het nieuwe bekostigingssysteem dat vanaf 2024 geldt krijgen de gemeenten en provincies aparte inflatiecompensatie in het gemeente- en provinciefonds. Door de te lage raming zal er voor de contractueel verplichte indexering van de tarieven jeugdhulp te weinig middelen binnen de stelpost inflatie beschikbaar zijn.

Extramuralisering Wmo

Wegens de krapte op de woningmarkt is het bijna niet meer mogelijk om vanuit de Wmo een verhuisadvies af te geven in plaats van woningaanpassingen te realiseren. Een verhuisadvies betekent namelijk dat de inwoner binnen 1 jaar ook daadwerkelijk een andere wél adequate woning moet kunnen betrekken. Als dit niet reëel is, dient de Wmo de niet adequate woning alsnog aan te passen. Dit leidt tot hogere kosten in onder andere de woningaanpassingen.

Er wordt in nauwe samenwerking met de woningcorporaties en passend binnen de woonzorgstrategie in kaart gebracht welke woningen in aanmerking komen voor de zorg cliënten die in aanmerking komen voor een woningaanpassing. Deze cliënten hebben voorrang bij het toekennen van een woning.

Daarnaast signaleren we ook dat het aantal commerciële wooncomplexen voor ouderen met een Wlz indicatie toe is genomen, zij verzilveren hun indicatie middels een Volledig Pakket Thuis (Vpt) of een Modulair pakket Thuis (Mpt). Dit maakt dat de Wmo verantwoordelijk is voor de hulpmiddelen en roerende woonvoorzieningen in deze complexen. Dit samen met de dubbele vergrijzing (in Zuid-Limburg) en het feit dat deze in de toekomst verder toeneemt zal dit gevolgen hebben op onze kosten in het kader van de woningaanpassingen maar ook op de kosten voor roerende woonvoorzieningen en overige voorzieningen (/hulpmiddelen).

Prijsstijging

Wereldwijd zien we de grondstoffen kosten stijgen en dat als gevolg van de arbeidsmarkt-ontwikkelingen de werkgeverslasten stijgen. De stijging van deze kosten hebben directe gevolgen voor de kosten van de Wmo, zo blijkt uit de aanbestedingen die in respectievelijk 2023 en 2024 zijn afgerond. Deze stijgingen hebben directe gevolgen voor onze kosten in het kader van de woonvoorzieningen (on)roerend, overige voorzieningen (/hulpmiddelen) en woonunits. De dekking van de financiële gevolgen van deze ontwikkelingen vindt plaats uit de stelpost inflatie.

Hogere verzilvering afgegeven zorgtoewijzingen Wmo huishoudelijke ondersteuning

De aantallen meldingen voor huishoudelijke ondersteuning is toegenomen, zo blijkt uit de historische gegevens (de maximale verplichtingen versus realisatie) van 2021, 2022, 2023 en 2024. En de begrote verzilveringspercentage in 2023 is 91,1 % hetgeen toegenomen is ten opzichte van 2022 (gemiddeld ± 86,6 %). De verwachting is dat de kosten in het kader van de Wmo huishoudelijke ondersteuning ook in 2024 zal stijgen naar ± € 15,7 miljoen (verzilveringsgraad ± 89%).

Via de monitoring wordt periodiek het verzilveringspercentage berekend en op basis van de uitkomsten wordt bepaald of dit risico gerealiseerd gaat worden. Er ligt bij het Rijk een wetsvoorstel in (concept) klaar om ingaande 2026 de huidige vaste eigen bijdrage (abonnementstarief) in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 af te schaffen en gemeenten de mogelijkheid te geven om een inkomens- en vermogensafhankelijke bijdrage (ivb) te vragen voor maatwerkvoorzieningen. Daarnaast mogen gemeenten een vergoeding vragen als de waarde van een woning stijgt door een woningaanpassing.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft twijfels bij de financiële houdbaarheid van het voorstel, met name omdat de maximale bijdrage van € 298 per maand mogelijk niet genoeg is om het stelsel duurzaam te maken. Ook moet de regering beter motiveren waarom deze grens juist is. Tot slot adviseert de Afdeling om de regeling rond woningwaardestijging beter te onderbouwen, omdat deze mogelijk uitvoeringsproblemen en onzekerheid voor inwoners kan veroorzaken. Concluderend adviseert de Raad van State de regering het wetsvoorstel beter te onderbouwen, vooral wat betreft de maximale bijdrage en de regeling voor woningwaarde-vermeerdering, om de uitvoerbaarheid en rechtvaardigheid te waarborgen.